Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de Advocaat-Generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Slotsom
6.Beslissing
1 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 september 2015 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1996, was eerder schuldig verklaard voor het niet nakomen van de leerplicht. De zaak betreft een periode van 2 november 2012 tot en met 25 februari 2013, waarin de aanvrager niet geregeld onderwijs volgde, terwijl hij als leerling was ingeschreven bij de Schoter Scholen Gemeenschap. Het Hof had de aanvrager schuldig verklaard zonder straf of maatregel, na vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter.
De aanvraag tot herziening is ingediend op basis van nieuwe informatie, namelijk dat de aanvrager op 31 oktober 2014 vrijstelling van de leerplicht had gekregen van de Leerplichtambtenaar Zuid-Kennemerland. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben concludeerde dat de aanvraag gegrond was en dat de Hoge Raad de aanvrager zou moeten vrijspreken.
De Hoge Raad oordeelde dat de nieuwe informatie een gegeven was als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering. Dit gegeven wekte het ernstige vermoeden dat, indien het Hof op de hoogte was geweest van deze vrijstelling, het tot een vrijspraak zou zijn gekomen. Daarom verklaarde de Hoge Raad de aanvraag tot herziening gegrond, vernietigde het eerdere arrest van het Gerechtshof en sprak de aanvrager vrij van het hem tenlastegelegde.
De beslissing van de Hoge Raad is genomen met het oog op doelmatigheid, waardoor een verwijzing naar het Gerechtshof achterwege kon blijven. De uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten in herzieningsprocedures en de mogelijkheid om eerdere uitspraken te herzien op basis van nieuwe informatie.