Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
1 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was vervolgd voor (schuld)heling en (schuld)witwassen van verschillende voertuigen, waarvan hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in de vervolging, omdat er geen keuze was gemaakt tussen de tenlastegelegde feiten van heling en witwassen. De Hoge Raad oordeelde dat het verzuim van het Hof om een met redenen omklede beslissing te geven op dit verweer niet leidde tot vernietiging van de uitspraak, omdat de opvatting dat het OM verplicht is om een keuze te maken onjuist was. De Hoge Raad verwees naar een eerder arrest waarin werd verduidelijkt dat de samenloopbepalingen van het Wetboek van Strafrecht grenzen stellen aan de cumulatie van straffen bij verschillende feiten.
Daarnaast werd er een klacht ingediend over de schending van de redelijke termijn in de cassatiefase, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn was overschreden, maar verbond hieraan geen rechtsgevolg. Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarbij de beslissing van het Gerechtshof in stand bleef.