Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
1 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gewezen op 1 mei 2014, met nummer 23/002570-13. De verdachte, geboren in 1961, heeft het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) en de eerdere uitspraak van de Hoge Raad op 9 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1505). De Hoge Raad oordeelt dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 1 september 2015, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.