ECLI:NL:HR:2015:2532

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
11 september 2015
Zaaknummer
15/01852
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsanering zonder toepassing schone lei en de toepassing van het Eerste Protocol EVRM

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerdere uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de beëindiging van een schuldsanering zonder toepassing van de schone lei, waarbij de vraag aan de orde was of ambtshalve toepassing van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aan de orde was. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 9 april 2015 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en oordelen in de feitelijke instanties, waaronder het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 februari 2015. De Advocaat-Generaal L. Timmerman had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, waarmee de eerdere uitspraken in stand blijven.

Uitspraak

11 september 2015
Eerste Kamer
15/01852
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer C/02/11/1031 R van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 februari 2015;
b. het arrest in de zaak HR 200.165.841/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 april 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel op
11 september 2015.