Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
15 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, van 24 juli 2014. De verdachte, geboren in 1973, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K.Y. Ramdhan. De advocaat had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar de Rechtbank Amsterdam voor herbehandeling.
De Hoge Raad beoordeelde het eerste middel, dat betoogde dat de Kantonrechter had verzuimd te beslissen op het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging. Het proces-verbaal van de terechtzitting op 24 juli 2014 toonde aan dat de raadsman van de verdachte zijn pleitnota had overgelegd, maar dat deze tijdens de digitalisering van het dossier in het ongerede was geraakt. De Hoge Raad ging er veronderstellenderwijs van uit dat het verweer was gevoerd, maar dat de Kantonrechter hierover geen beslissing had genomen.
De Hoge Raad oordeelde dat de Kantonrechter op straffe van nietigheid een met redenen omklede beslissing had moeten geven over het verweer. Aangezien dit niet was gebeurd, was het middel gegrond. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar de Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, om opnieuw te worden berecht en afgedaan. Dit arrest werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.