ECLI:NL:HR:2015:2666

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
17 september 2015
Zaaknummer
11/02595
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot veroordeling in proceskosten na intrekking beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak heeft [X] B.V. een verzoek ingediend bij de Hoge Raad na de intrekking door de Staatssecretaris van Financiën van het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage. De uitspraak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 september 2008. De Rechtbank had op 13 april 2011, onder nummer AWB 10/2920, geoordeeld over deze naheffingsaanslag. Na de intrekking van het beroep in cassatie heeft [X] B.V. de Hoge Raad verzocht om de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten die verband houden met de behandeling van het beroep in cassatie, tot een bedrag van € 3303,30.

De Staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de inhoud van het procesdossier en de gegevens die door partijen zijn verstrekt. De Hoge Raad oordeelt dat er termen aanwezig zijn om te beslissen over de proceskosten die [X] B.V. redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep in cassatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van [X] B.V., vastgesteld op € 1470 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen door vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2015.

Uitspraak

18 september 2015
Nr. 11/02595
Arrest
gewezen op na te melden verzoek van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende).

1.Verzoek

Na de intrekking door de Staatssecretaris van Financiën van het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank te 's‑Gravenhage van 13 april 2011, nr. AWB 10/2920, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode 1 januari 2008 tot en met 30 september 2008, heeft belanghebbende de Hoge Raad verzocht de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten in verband met de behandeling van het beroep in cassatie tot een bedrag van € 3303,30.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het verzoek

De Hoge Raad acht, gelet op de inhoud van het procesdossier en de gegevens die door partijen op dit punt zijn verstrekt, termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep in cassatie redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld.

3.Beslissing

De Hoge Raad veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1470 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2015.