Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
22 september 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1969, op verzoek van de Verenigde Staten van Amerika. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een einduitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die op 20 november 2014 is gedaan. Het Hof had de uitlevering van de opgeëiste persoon toegestaan voor vier feiten, aangeduid als 'count one' tot en met 'count four'. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof over de uitlevering voor 'count one' tot en met 'count three' niet onbegrijpelijk is, maar dat het oordeel over 'count four' niet kan standhouden. De Hoge Raad concludeert dat er niet voldaan is aan de eisen van het uitleveringsverdrag voor 'count four', omdat de uitlevering voor dat feit niet expliciet is verzocht. Om doelmatigheidsredenen besluit de Hoge Raad de zaak zelf af te doen en verklaart de uitlevering voor 'count four' ontoelaatbaar. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen.