ECLI:NL:HR:2015:2859

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
14/03675
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van de verdachte tegen het arrest van het Gerechtshof Amsterdam

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gewezen op 7 juli 2014. De verdachte, geboren in 1991, heeft geen middelen van cassatie laten indienen door een raadsman binnen de wettelijk gestelde termijn. Dit is in strijd met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat een schriftuur met middelen van cassatie tijdig wordt ingediend. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet aan deze vereiste heeft voldaan. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft op 17 maart 2015 het arrest gewezen, waarin de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in het beroep. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president A.J.A. van Dorst, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

17 maart 2015
Strafkamer
Nr. S 14/03675
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Tweede Enkelvoudige Kamer
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 7 juli 2014, nummer 23/005780-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 maart 2015.