ECLI:NL:HR:2015:2870

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
13/02318
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, geboren in 1982. De verdachte was in cassatie gegaan tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 26 april 2013 had plaatsgevonden. Het nummer van de zaak bij het Gerechtshof was 24/001538-10. De advocaat-generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn, zoals voorgeschreven in artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend. Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten voor ontvankelijkheid in het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft dan ook geoordeeld dat de verdachte niet kan worden ontvangen in zijn beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de termijnen in het strafproces en de gevolgen van termijnoverschrijding voor de ontvankelijkheid van cassatieberoepen.

Uitspraak

29 september 2015
Strafkamer
nr. S 13/02318
IC/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 26 april 2013, nummer 24/001538-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 september 2015.