In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X] Ltd tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. Het beroep was gericht tegen een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de gemeentelijke belastingen voor het jaar 2014. De Rechtbank had op 17 april 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, maar het beroep in cassatie werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was voldaan.
De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 15 juli 2015 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Deze brief werd echter wegens onbestelbaarheid teruggezonden. Een tweede brief op 18 augustus 2015, waarin belanghebbende werd gevraagd om uitleg over de niet-tijdige betaling, werd eveneens niet ontvangen.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan griffierechten in cassatieprocedures.