ECLI:NL:HR:2015:3058

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
13/05705
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en schuldwitwassen in relatie tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende profijtontneming en schuldwitwassen. De betrokkene was eerder door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld voor het verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen en personenauto's, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. Het Hof had geoordeeld dat de partner van de betrokkene zich schuldig had gemaakt aan medeplichtigheid aan hennepteelt door het leveren van kweekbenodigdheden aan hennepkwekerijen. Het Hof concludeerde dat de betrokkene financieel voordeel had genoten uit het bewezenverklaarde schuldwitwassen en andere strafbare feiten, en stelde het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag dat was berekend op basis van de winst van het bedrijf van de partner.

De Hoge Raad oordeelde echter dat de enkele vaststelling dat de betrokkene, die zelf geen inkomsten had, profiteerde van de inkomsten van haar partner niet voldoende was om te concluderen dat zij daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen. Het oordeel van het Hof was niet zonder meer begrijpelijk en de motivering was ontoereikend. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het vaststellen van wederrechtelijk verkregen voordeel en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor de conclusies die in dergelijke ontnemingsprocedures worden getrokken. De zaak illustreert ook de complexiteit van het strafrechtelijke proces rondom profijtontneming en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtsbescherming voor betrokkenen.

Uitspraak

13 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 13/05705 P
MD/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 20 september 2013, nummer 24/001224-10, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel komt op tegen het oordeel van het Hof dat de (volledige) winst over de jaren 2002-2007 van het bedrijf [A] als wederrechtelijk verkregen voordeel (van de betrokkene en haar partner) kan worden aangemerkt.
2.2.1.
In de bestreden uitspraak is overwogen, voor zover hier van belang:
"De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 20 september 2013 (parketnummer 24-000946-10) terzake van "Schuldwitwassen" veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen en uit andere strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.
Door [verbalisant 1] , accountant in dienst van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Operationele Expertise, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, is op 18 juni 2008 een financieel rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel opgemaakt. Volgens pagina 21 van dat rapport is door het bedrijf [A] over de periode 2002 tot en met 2007 een totale winst gemaakt van € 287.173,-. Zoals aangegeven in de hoofdzaak gaat het hof er van uit dat de winst die door [A] is behaald met de verkoop van kweekbenodigdheden crimineel vermogen betreft.
Door veroordeelde is geprofiteerd van deze inkomsten. Veroordeelde had zelf geen inkomsten maar leefde van de inkomsten die haar partner had uit zijn bedrijf [A] . Het hof zal derhalve het voordeel delen door twee.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 143.586,-."
2.2.2.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is door het Hof ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
"1. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt rapport - als bijlage gevoegd bij rapportnummer 2008012310554952, ordner met opschrift "ECU - Rapportage" SFO map 1" (blz. 001 e.v.) - gesloten op 18 juni 2008, door [verbalisant 1] , accountant en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, houdende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:
De winstbedragen volgens de jaarrekeningen van [A] bedroegen:
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Totaal
Winst [A]
27.381
34.052
44.784
73.21
41.466
66.28
287.173
2. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij proces-verbaalnummer 2007056793, ordner met opschrift "ECU - Persoonsdossiers (PD.01 - blz. 022 e.v.) - proces-verbaalnummer 2007121115155329, gesloten op 11 december 2007, door [verbalisant 1] , inspecteur van politie, en [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [medebetrokkene]:
Ik leef met [betrokkene] (het hof begrijpt: [betrokkene]) en we hebben drie kinderen. We zijn, denk ik, 20 jaar bij elkaar.
Mijn inkomsten over de afgelopen jaren zijn uit [A] . [A] is eerst van [betrokkene] geweest en daarna heb ik het gedaan. Dat kan in 2002 zijn maar het kan ook 2003 zijn.
Vorig jaar, 2006, was de winst tussen de € 40.000,- en € 45.000,- en het jaar ervoor, 2005, was het ongeveer € 75.000,-.
3. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij proces-verbaalnummer 2007056793, ordner met opschrift "ECU - Persoonsdossiers (PD.01 - blz. 026 e.v.) - proces-verbaalnummer 2007121209275329, gesloten op 12 december 2007, door [verbalisant 1] , inspecteur van politie, en [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [medebetrokkene]:
[A] is in 2001 gestart. [betrokkene] heeft het samen met een kennis van mij opgestart. Ik was toen vaak aanwezig en hielp wel eens wat mee.
De activiteiten van [A] zijn de verkoop van kweekmateriaal. Ik verkoop aan particulieren.
4. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal van verhoor - als bijlage gevoegd bij proces-verbaalnummer 2007056793, ordner met opschrift "ECU - Persoonsdossiers (PD.02 - blz. 019 e.v.) - proces-verbaalnummer 2007121009065329, gesloten op 10 december 2007, door [verbalisant 1] , inspecteur van politie, en [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [betrokkene]:
Ik woon samen en mijn partner is [medebetrokkene]. Wij hebben drie kinderen.
U vraagt mij naar het bedrijf [A] . Dat heb ik in het begin gedaan.
U vraagt mij welke inkomsten mijn partner de afgelopen jaren had. [medebetrokkene] is voor zichzelf, wat de inkomsten zijn weet ik niet. [medebetrokkene] heeft [A] en hij heeft onroerend goed en daar heeft hij inkomsten uit. U vraagt of dit inkomen ons gezamenlijk inkomen is. Ja, daar leven wij van."
2.3.
In de met deze ontnemingsprocedure verband houdende strafzaak is bewezenverklaard dat de betrokkene zich heeft schuldig gemaakt aan - kort gezegd - het verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen en personenauto's terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren, welk feit is gekwalificeerd als schuldwitwassen.
Het Hof, dat heeft aangenomen dat de partner van de betrokkene zich met zijn bedrijf [A] heeft schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan (poging tot) hennepteelt door het leveren van kweekbenodigdheden aan hennepkwekerijen, heeft geoordeeld dat de betrokkene uit het bewezenverklaarde schuldwitwassen en uit andere strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten. Daartoe heeft het Hof slechts vastgesteld dat de betrokkene, die zelf geen inkomsten had, profiteerde van de inkomsten die haar partner had uit zijn bedrijf [A] . Die enkele vaststelling is niet toereikend om daarop het oordeel te kunnen baseren dat de betrokkene tot het door het Hof bepaalde bedrag, te weten "het door de partner behaalde voordeel, gedeeld door twee" daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde 'schuldwitwassen'.
Het oordeel van het Hof is dan ook niet zonder meer begrijpelijk. Voor zover het Hof mocht hebben geoordeeld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit andere strafbare feiten dan het bewezenverklaarde feit, is dat oordeel eveneens ontoereikend gemotiveerd.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft, en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 oktober 2015.