De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel het volgende in:
"De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 8 november 2013 (parketnummer 21-003437-11) veroordeeld tot straf ter zake van 1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
2. van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen en uit andere strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 79.053,18. Het hof komt als volgt tot deze schatting.
Bij de vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat volgt het hof de berekening zoals deze is gemaakt in het procesverbaal van relaas. De gegevens uit dit proces-verbaal zijn, voor zover deze door het hof worden overgenomen, gecontroleerd en juist bevonden aan de hand van de daaraan ten grondslag liggende en zich in het dossier bevindende stukken.
Het hof volgt de berekening in het bovengenoemde proces-verbaal niet op alle punten. In de eerste plaats is het hof met de rechtbank en de verdediging van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat veroordeelde de aangetroffen hasj heeft gefinancierd met uit misdrijf verkregen geld. Veroordeelde heeft verklaard dat hij die hasj heeft gestolen en deze probeerde te verkopen. In het dossier zitten aanwijzingen die de stelling van de veroordeelde bevestigen.
In de tweede plaats is het hof eveneens met de rechtbank en de verdediging van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat het aangetroffen horloge gefinancierd is met uit misdrijf verkregen geld. Het hof zal daarom de contante uitgaven (berekend aan de hand van de contantbonnen) bepalen op € 6.924,56.
Het hof ziet anders dan door de verdediging naar voren is gebracht en de rechtbank heeft bepaald geen reden om het bedrag dat veroordeelde van zijn opa zou hebben ontvangen (€ 60.000) in mindering te brengen. Veroordeelde heeft ter zitting van het hof op 27 september 2013 verklaard dat hij in 2009 nog € 30.000 over had van het ontvangen bedrag. Het hof ziet geen aanleiding dit bedrag in mindering te brengen op de hieronder genoemde posten.
Veroordeelde had namelijk in die periode nauwelijks (andere) legale inkomsten, terwijl de hieronder genoemde posten niet zien op alle uitgaven die veroordeelde in die periode ook heeft of moet hebben gedaan, zoals uitgaven voor brandstof voor zijn auto, consumpties en reizen.
Hoewel het hof veroordeelde niet heeft veroordeeld voor het witwassen van het in zijn woning aangetroffen geld en het geld dat hij op de bankrekening heeft gestort, neemt het hof deze bedragen wel mee bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat het hof er van uit gaat dat veroordeelde dat geld door middel van de verkoop van drugs heeft verdiend en dus wederrechtelijk heeft verkregen.
Berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Aangetroffen geld
Doorzoeking, euro € 11.500,00
Doorzoeking, buitenlandse valuta (omgerekend in euro) € 108,62
Contante stortingen/opnamen bankrekening € 28.020,00
Moneytransfer € 2.000,00
Aangetroffen contantbonnen (zonder Rolex) € 6.924,56
Volkswagen Golf [AA-00-BB] € 9.500,00
Volkswagen Golf [CC-00-DD] € 21.000,00
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 79.053,18."