Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
13 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om toelating tot een schuldsaneringsregeling. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, was niet ontvankelijk in zijn verzoek omdat hij niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in artikel 285 lid 1, onder f, van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waar het vonnis en het arrest respectievelijk zijn gewezen op 4 augustus 2014 en 21 oktober 2014. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in de middelen zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden en heeft geoordeeld dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, zonder dat verdere motivering noodzakelijk is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.