Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
3 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte, geboren in 1989, in voorlopige hechtenis was genomen. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit is het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad oordeelt dat er meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidt tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van negen jaren moet worden verminderd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en vermindert deze naar acht jaren en negen maanden. Het beroep wordt voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan op 3 november 2015 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.