Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het zesde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
3 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 16 april 2014. De verdachte, geboren in 1990, heeft beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat mr. W.H. Jebbink. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging. Dit is het gevolg van een inbreuk op het recht op een redelijke termijn van berechting, zoals gegarandeerd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren naar zes jaren en negen maanden.
De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen grond is voor vernietiging van de bestreden uitspraak, behalve voor de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De beslissing van de Hoge Raad is genomen op 3 november 2015, waarbij de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster. De uitspraak is openbaar gedaan en de Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel wat betreft de strafmaat.