ECLI:NL:HR:2015:3248

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 november 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
14/01491
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Falende bewijsklacht inzake valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk in voorraad hebben van valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, in strijd met artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte stelde dat de bewezenverklaring ontoereikend was gemotiveerd, omdat de merken die hij in voorraad had, echt waren en niet vervalst of wederrechtelijk vervaardigd.

De Hoge Raad oordeelde dat ook als de merken echt zijn, er toch sprake kan zijn van valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken indien deze zijn aangebracht op goederen waarvoor zij niet bestemd zijn. Dit betekent dat de opvatting van de verdachte, dat alleen vervalste merken als zodanig kunnen worden aangemerkt, onjuist is. De Hoge Raad bevestigde de eerdere uitspraak van het hof en oordeelde dat de bewezenverklaring voldoende was gemotiveerd op basis van de bevindingen van de controleur van SNB React, die had vastgesteld dat de goederen niet aan de normen van de originele producten voldeden.

De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat het tweede middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen opriep die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest werd uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig. De uitspraak benadrukt de strikte handhaving van de wetgeving rondom merkinbreuk en de interpretatie van wat als valse of vervalste merken kan worden aangemerkt.

Uitspraak

10 november 2015
Strafkamer
nr. S 14/01491
DAZ/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 24 februari 2014, nummer 21/007873-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd omdat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad heeft gehad, nu deze merken echt zijn.
2.2.
Overeenkomstig de tenlastelegging heeft het Hof ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij (...) opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten:
- polo's, valselijk voorzien van het merk ABERCROMBIE
(...)
in voorraad heeft gehad."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de tot het bewijs gebezigde bevindingen van de controleur van SNB React, voor zover inhoudende:
"1. Merken
Ten aanzien van de bovenstaande partij goederen is vastgesteld dat deze allen waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo's dan wel daarvan slechts een geringe afwijking vertoonden.
2. Hang-tags (kaart-labels)
De kaart-labels zijn qua kleurstelling niet origineel en de grootte ervan is niet conform de normale afmetingen. De stickers op de parfums wijken af van het origineel.
3. Codering producten
De coderingen ontbreken of zijn foutief weergegeven.
4. Kwaliteit gebruikte materialen
De kwaliteit van de gebruikte materialen is ver beneden de kwaliteit van de originele producten.
5. Afwerking
De afwerking van de producten is slecht. Dit geldt met betrekking tot de kleding met name ten aanzien van de aangebrachte prints, de borduursels, de afwerking van de knoopsgaten. Dit geldt met betrekking tot de parfums met name ten aanzien van afwijkende sprayknoppen, afwijkende flesjes, afwijkende logo's, afwijkende stickers/codering.
6. Overig
Ten aanzien van de verpakkingen van de producten is vastgesteld dat geen enkel product in een originele verpakking zat. Verder is de manier van verpakken niet gelijk aan de manier waarop de originele merkhouder haar kleding verpakt."
2.3.
Art. 337, eerste lid, Sr luidt als volgt:
"1. Hij die opzettelijk:
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken,
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft,
c.(...)
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst of
e. (...)
in voorraad heeft, wordt gestraft (...)"
2.4.
De tenlastelegging is toegesneden op onderdeel a van het eerste lid van art. 337 Sr. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de invoering van dat onderdeel in art. 337 in het Wetboek van Strafrecht houdt onder meer het volgende in:
"Valse en vervalste merken zullen in de regel ook wederrechtelijk vervaardigd zijn, doch dit is niet noodzakelijkerwijs het geval. Merken kunnen bij voorbeeld ook gestolen zijn van de rechthebbende met het oogmerk ze aan goederen te hechten waarvoor zij niet zijn bestemd. Het zijn dan - gelet op hun bestemming - valse merken zonder dat zij wederrechtelijk zijn vervaardigd. Ook kunnen merken wederrechtelijk zijn vervaardigd zonder dat vaststaat dat zij ook als een vals merk zullen worden gebruikt of daarvoor zijn bestemd. (...)"
(Kamerstukken II, 1989/90, 21 641, nr. 3, p. 8)
2.5.
Gelet hierop kan ook van valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in de zin van art. 337, eerste lid onder a, Sr worden gesproken indien de merken echt zijn doch zijn aangebracht op goederen waarvoor zij niet bestemd zijn. De andersluidende opvatting van het middel is dan ook onjuist.
2.6.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 november 2015.