ECLI:NL:HR:2015:326

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
14/01169
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over oplichting en valse hoedanigheid in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van oplichting door zich voor te doen als een bonafide koper van fietsen, waarbij hij telkens een proefrit maakte en de fietsen niet terugbracht. De bewezenverklaring steunde op verklaringen van getuigen die de verdachte herkend hadden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onterecht had geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte meer omvatten dan enkel het zich voordoen als koper. De enkele omstandigheid dat iemand zich voordoet als bonafide koper, levert op zich geen valse hoedanigheid op in de zin van artikel 326 Sr. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de bewezenverklaring voldoende steun vond in het bewijs en de rechtsopvatting van het Hof niet onjuist was. Tevens werd de beslissing van het Hof tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen bevestigd, ondanks dat de motivering hiervoor ontbrak. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte onvoldoende belang had bij vernietiging van deze beslissing.

Uitspraak

17 februari 2015
Strafkamer
nr. 14/01169
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 10 februari 2014, nummer 21/002451-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Bewezenverklaring en gebezigde bewijsmiddelen

2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij, op tijdstippen, in de periode van 4 november 2006 tot en met 11 april 2007, te Twello en te Harderwijk en te Lemelerveld en te Nijkerkerveen en elders in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgrepen, een of meer medewerkers van rijwielhandels, waaronder:
- [betrokkene 1] (medewerker van [A] te Twello) (incident 1), en
- [betrokkene 2] (medewerker van [B] te Harderwijk) (incident 3), en
- [betrokkene 3] (medewerkster van [C] V.O.F. te Lemelerveld) (incident 2), en
- [betrokkene 4] (medewerker van [D] V.O.F. te Nijkerkerveen) (incident 14)
telkens heeft bewogen tot afgifte van een mountainbike, althans een fiets, hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich tegenover genoemde perso(o)n(en) heeft aangegeven dat hij geïnteresseerd was in een mountainbike, althans een fiets, en/of
- zich tegenover die medewerker(s)/ster heeft voorgedaan als potentiële koper van een mountainbike, althans een fiets, en/of
- zich door één of meer medewerker(s)/ster(s) heeft laten informeren over de technische aspecten van (dure) mountainbike(s), althans (dure) fietsen en/of
- (vervolgens) tegen die medewerker(s)/ster(s) heeft aangegeven dat hij wilde overleggen met zijn echtgenote, en/of
- (vervolgens) tegen die medewerker(s)/ster(s) heeft aangegeven met een mountainbike, althans een fiets een proefrit te willen maken, en/of
- (vervolgens) als onderpand een (pols)tasje heeft afgegeven,
waardoor genoemde
- [betrokkene 1] (medewerker van [A] te Twello), en/of
- [betrokkene 2] (medewerker van [B] te Harderwijk), en/of
- [betrokkene 3] (medewerkster van [C] V.O.F. te Lemelerveld), en/of
- [betrokkene 4] (medewerker van [D] V.O.F. te Nijkerkerveen)
telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte, terwijl verdachte telkens na afgifte van die mountainbike/fiets niet meer met die mountainbike/fiets bij genoemde medewerker/ster of rijwielhandel is teruggekeerd."
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 294 van het proces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1]:
Op 28 maart 2007 omstreeks 11.30 uur kwam een man de fietsenwinkel [A] te Twello in. De man vroeg aan mij informatie over een nieuwe fiets, met name een ATB of een mountainbike. Ik heb de man van informatie voorzien. Daarna heb ik de man aangeboden om een proefritje te maken. Dit wilde hij wel. Hij reed weg op een Gary Fisher mountainbike, type Cake in de kleur zwart zilver. Tussen de middag zijn wij gesloten van 12.30 - 13.30 uur. Toen wij om 12.30 uur dicht gingen had ik al het gevoel dat de man en de fiets niet meer terug zouden komen. De man was ongeveer 40 jaar. De man was ongeveer 1.80 meter. Hij was een blanke man met een iets Italiaans uiterlijk. De man had donker haar achterover gekamd. De man had een opvallende ring aan zijn rechterhand. De ring was een goudkleurige zegelring met allemaal kleine diamantjes langs de rand en in het midden van de ring een Mercedes embleem.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (als bijlage op pagina 297-298 van het proces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 3]:
Ik ben samen met mijn man eigenaar van [C] VOF te Lemelerveld. Op 11 april 2007 kwam er een man bij ons in die zaak die interesse toonde voor een mountainbike. De man wilde op een gegeven moment een proefrit maken. Toen de man na 20 minuten niet terug kwam werd ons duidelijk dat hij de fiets waarschijnlijk niet meer terug zou komen brengen. Ik heb van dit feit aangifte gedaan op het politiebureau. De volgende dag hebben we op internet gekeken omdat we hadden gehoord dat er op internet veel fietsen te koop werden aangeboden onder de naam: Bike. Hoe het precies is gegaan weet ik niet maar via via wist mijn man dat er ook een ATB was meegenomen bij fietsenzaak [A] te Twello. Bij [A] was een Gary Fisher meegenomen. Op marktplaats.nl viel een fiets op omdat daar een dubbel merk werd genoemd, namelijk zowel Giant als Gary Fisher. Mijn man wist gelijk dat de Gary Fisher vermoedelijk de fiets was die bij [A] in Twello was gestolen.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 346 van het proces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 3]:
Ik ben mede-eigenaar van rijwielzaak [C] VOF te Lemelerveld. Gisteren, 11 april 2007 kwam er een man onze rijwielzaak binnen. Hij toonde interesse in een mountainbike. Dat wat hij wilde zat nog in de verpakking. Vervolgens is er besloten om op een ander type mountainbike een proefritje te maken. Een van mijn personeelsleden heeft toen de man een Cube mountainbike meegegeven. Vervolgens is de man op de fiets weggereden en niet meer teruggekomen.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (als bijlage op pagina 354-356 van het proces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 5]:
Op 11 april 2007 was ik werkzaam als verkoper in winkel [C] VOF te Lemelerveld. Een man was op zoek naar een fiets. Bij de mountainbikes zijn we verder gaan praten. Hij vroeg wat er zoal was en wat voor merken. Ik heb een beetje de prijs/kwaliteitverhouding uitgelegd in relatie tot de verschillende merken. Hij wees een fiets aan die hem wel wat leek. Dit was een mountainbike van het merk Cube. Deze fiets kostte volgens mij 1199 euro. Ik heb hem uitgelegd wat de maatvoering inhoudt. Ik zei tegen de man dat we de 18 inch wel op voorraad hadden maar dat die mountainbike nog in de doos stond in de opslag. Ik bood aan om een fiets van hetzelfde merk en maatvoering maar van een duurder type te testen. De man ging hiermee akkoord. Ik heb de mountainbike merk Cube, type Reaction gepakt en mee naar buiten genomen. Ik zei tegen de man dat hij de fiets maar even moest proberen. De man kwam niet meer terug. Hij heeft de fiets meegenomen zonder te betalen. Ik kan de man als volgt omschrijven: blanke man, beetje Spaans uiterlijk. Lengte 1.85 meter. Leeftijd ongeveer 40 jaar. Wat mij opviel was dat de man een opvallend goudkleurige ring droeg. Mijn collega die de man ook gezien had en even bij die man aan tafel had gezeten wist te vertellen dat het een goudkleurige ring was met daarop een soort Mercedesster.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte stamproces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - op pagina 10M als relaas van verbalisanten:
Incident 2: Lemelerveld. Aangeefster: [betrokkene 3]. Benadeelde: [C] VOF.
Enkelvoudige fotoconfrontatie:
Vanwege een door een fietsenhandelaar verspreide foto van de aanhouding van de verdachte was een fotobewijsconfrontatie niet meer mogelijk. Wel werd zo neutraal mogelijk de foto getoond aan getuige [betrokkene 5]. Aan getuige [betrokkene 5] werd op 27 april 2007 foto PL0640/07-229 getoond, waarop verdachte [verdachte] afgebeeld was. [betrokkene 5] herkende de man op de foto, verdachte [verdachte], voor 100% als de man waarover hij in zijn verklaring had gesproken.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 360 van het proces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2]:
Ik ben fietsenmaker bij [B] te Harderwijk. Op 20 maart 2007 kwam er een man in de winkel. Hij gaf aan op zoek te zijn naar een sportieve fiets. De man droeg de gehele tijd een zwart leren polstasje bij zich alsof hij daar geld en/of documenten in bewaarde. De man wees een Giant NRS aan en gaf aan die wel wat te vinden. Uiteindelijk zei ik tegen de man: probeer hem maar even. Tevens zei ik tegen hem: "laat dat tasje dan maar even hier". Ik dacht dan meteen iets als onderpand te hebben. De man kwam niet meer terug. Ik heb in het tasje gekeken en deze was gevuld met lege enveloppen. Het betrof een mat groen/zwarte Giant ter waarde van 1599 euro. De man zag er als volgt uit: ongeveer 35 jaar oud, 1.80 meter lang, donker kort achterover gekamd haar, rechterhand met ringen en daarin steentjes.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte stamproces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - op pagina 10N als relaas van verbalisanten:
Incident 3: Harderwijk. Aangever: [betrokkene 2]. Benadeelde: [B].
Enkelvoudige fotoconfrontatie:
Vanwege een door een fietsenhandelaar verspreide foto van de aanhouding van de verdachte was een fotobewijsconfrontatie niet meer mogelijk. Wel werd zo neutraal mogelijk de foto getoond aan getuige [betrokkene 2]. Aan getuige [betrokkene 5] werd op 26 april 2007 foto PL0640/07-229 getoond, waarop verdachte [verdachte] afgebeeld was. [betrokkene 2] herkende de man op de foto voor 100% als de man waarover hij in zijn verklaring had gesproken.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 505 van het proces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 4]:
Op 4 november 2006 kwam een voor mij onbekende man in de rijwielzaak, [D] te Nijkerkerveen. Deze man stelde zich voor als [betrokkene 6] uit Barneveld. Hij vertelde mij dat hij een fiets zocht voor zijn vrouw. Hij wilde een mountainbike kopen. Na ongeveer een half uurtje met elkaar gesproken te hebben wilde hij een proefrit maken op een mountainbike. Ik stond dit toe en ik kreeg zijn polstasje als onderpand. Ik had met hem afgesproken dat hij voor de winkel mocht fietsen. Ik ging buiten staan en ik zag toen dat hij verder fietste. De man heeft de fiets niet teruggebracht. Ik opende het polstasje dat ik als onderpand had gekregen om te kijken naar zijn naam. In het tasje zaten een stapel nieuwe witte enveloppen. Het signalement van deze man was: lengte 1.85 meter, blanke man.
9. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 508-509 van het proces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 1 mei 2007 ontving ik een mail van [verbalisant 1], medewerkster infodesk van politieregio Noord- en Oost-Gelderland, met het verzoek een fotobewijsconfrontatie te houden met getuige [betrokkene 4]. Voor deze bewijsconfrontatie waren door [verbalisant 1] 15 tweeluikfoto's geselecteerd. Van deze foto's selecteerde ik 12 tweeluikfoto's. Ik toonde deze selectie aan twee testobservatoren. Na de confrontatie met de testobservatoren werden foto's 4 en 10 uit de selectie verwijderd. Op 8 mei 2007 werd de confrontatie met de tien overgebleven foto's door getuigenbegeleider [verbalisant 2] uitgevoerd. De foto van verdachte [verdachte] kwam daarbij onder nummer 7. Tijdens de confrontatie verklaarde de getuige [betrokkene 4]: "fotonummer 7 is de persoon die bij mij de fiets heeft meegenomen".
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (als bijlage op pagina 333 van het proces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Zaak Twello:
Ik heb een proefrit gemaakt op deze fiets.
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (als bijlage op pagina 338 van het proces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
U noemt mij de plaatsnaam Harderwijk. Ik heb daar een fiets meegekregen van de winkel voor een proefrit.
12. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (als bijlage op pagina 341 van het proces-verbaal genummerd PL0630/07-203455) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
U noemt mij de plaatsnaam Lemelerveld. Ik heb de fiets meegekregen voor een proefrit."

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring wat betreft de oplichting van [betrokkene 4] (incident 14) uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige (de aangever).
3.2.
Blijkens de hiervoor onder 2.2 weergegeven inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen heeft het Hof in zijn oordeel dat de verdachte het in de bewezenverklaring als incident 14 aangeduide feit heeft begaan, kennelijk mede betrokken dat de feitelijke gang van zaken ten aanzien van dit feit op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de in de bewezenverklaring als incidenten 1, 2 en 3 aangeduide feiten, hetgeen het Hof zonder schending van enige rechtsregel heeft kunnen doen. Aldus kan in het onderhavige geval niet worden gezegd dat de in de bewijsmiddelen 8 en 9 vervatte, tot het bewijs gebezigde verklaringen van de aangever [betrokkene 4] onvoldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal.
3.3.
Het middel faalt.

4.Beoordeling van het tweede middel

4.1.
Het middel klaagt onder meer dat het bewezenverklaarde, voor zover betrekking hebbend op het telkens aannemen van een valse hoedanigheid, niet kan volgen uit de gebezigde bewijsmiddelen.
4.2.
Vooropgesteld moet worden dat de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide koper niet oplevert het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van art. 326 Sr. Blijkens de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen heeft het Hof kennelijk geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte in de onderhavige zaak meer omvatten dan het enkele zich voordoen als een bonafide koper. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk, nu uit die gedragingen blijkt dat de verdachte zich telkens in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een belangstellende die voornemens is de hem voor een proefrit ter hand gestelde fiets terug te brengen, waarbij de verdachte kennelijk telkens heeft gehandeld volgens een tevoren bedachte werkwijze, welke werkwijze onder meer heeft bestaan uit het achterlaten van een waardeloos onderpand.
4.3.
Het middel faalt in zoverre.

5.Beoordeling van het derde middel

5.1.
Het middel komt op tegen 's Hofs beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een aantal inbeslaggenomen voorwerpen.
5.2.
De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"Beslag
(...)
Onttrekking aan het verkeer
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan, behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang.
(...)
Beslissing
Het hof:
(...)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- zwart leren tasje
- schriften, papieren, kranten
- rood notitieboek, opschrift [verdachte]
- kranten en folders van fietsendealers
- diverse administratie, gehele uitdraai fietsendealers
- landkaart op meerdere plaatsen gemarkeerd
- diverse papieren en notieblokjes
- 2 nieuwe polstasjes, verpakt in plastic
- boek auto A3, kwitantieboekje
- enveloppe met opschrift 06-[001]
- reclamefolder van mountain cube met prijslijst
- papier, voor- en achterzijde staan telefoonnummers
- 4 bladen van uitdraaien van windows live hotmail
- tas met daarin polstasje."
5.3.
Zonder nadere motivering, die in de bestreden uitspraak ontbreekt, is niet begrijpelijk het oordeel van het Hof dat de aan het verkeer onttrokken verklaarde voorwerpen, die door het Hof klaarblijkelijk zijn opgevat als een gezamenlijkheid van voorwerpen, van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Nu in dit geval is voldaan aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring van deze gezamenlijkheid van voorwerpen, heeft de verdachte echter onvoldoende belang bij vernietiging op dit punt.
5.4.
Het middel leidt mitsdien niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak.

6.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

7.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 februari 2015.