Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
10 november 2015.
Hoge Raad
Op 10 november 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/03366, waarin een aanvraag tot herziening werd behandeld. De aanvrager, geboren in 1973, had eerder een veroordeling gekregen van de Politierechter in de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2014, wegens overtreding van artikel 8, tweede lid onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. De Politierechter had de aanvrager veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis, en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden.
De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat het ademanalyseapparaat dat gebruikt was voor het ademonderzoek bij de aanvrager, niet was voorzien van een geldige keuringsverklaring. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de aanvraag en alle relevante correspondentie die tot aan de datum van het arrest was binnengekomen. De Hoge Raad oordeelde dat de grondslag voor herziening, zoals vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, niet was aangetoond. De Hoge Raad concludeerde dat de informatie over de keuringsverklaring al bekend was bij de Politierechter, aangezien deze zich in het strafdossier bevond.
Daarom heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening afgewezen, met de overweging dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. De raadsheren Balkema en Ilsink waren buiten staat om het arrest te ondertekenen.