Uitspraak
1.Geding in cassatie
2 Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
24 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte die niet-ontvankelijk was verklaard in zijn hoger beroep door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was op 24 januari 2011 bij verstek veroordeeld door de Kantonrechter in de Rechtbank Almelo voor een overtreding van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Op 18 december 2012 stelde de verdachte hoger beroep in tegen dit vonnis. Het Hof oordeelde dat de verdachte op 26 september 2012 al op de hoogte was van het vonnis, en dat hij te laat hoger beroep had ingesteld, aangezien de wettelijke termijn van veertien dagen was overschreden. De verdachte voerde aan dat hij niet goed begreep waarom hij te laat was en dat hij hulp had gezocht na het ontvangen van de brief waarin hij om het vonnis vroeg.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de verdachte op de hoogte was van de relevante informatie voor het instellen van hoger beroep. De Hoge Raad herhaalde eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk was. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van duidelijke communicatie over de kennis van de verdachte met betrekking tot de einduitspraak en de gevolgen daarvan voor het instellen van hoger beroep.