ECLI:NL:HR:2015:3471

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
15/03696
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in belastingrechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door belanghebbende naar aanleiding van een arrest van 10 juli 2015, nummer 15/00621, ECLI:NL:HR:2015:1860. De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 16 september 2015 per aangetekende brief geïnformeerd over de verschuldigdheid van griffierecht voor het verzoek tot herziening en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Belanghebbende heeft echter het griffierecht niet voldaan binnen de gestelde termijn.

Vervolgens heeft de griffier belanghebbende op 19 oktober 2015 de gelegenheid gegeven om de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. De argumenten die belanghebbende in haar brief van 28 oktober 2015 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende gegrond beschouwd om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de Hoge Raad het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, en de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

4 december 2015
Nr. 15/03696
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 10 juli 2015, nr. 15/00621, ECLI:NL:HR:2015:1860.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 16 september 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht ter zake van het verzoek tot herziening en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 19 oktober 2015 in de gelegenheid gesteld de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 28 oktober 2015 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het verzoek tot herziening moet derhalve op grond van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2015.