ECLI:NL:HR:2015:3482

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
4 december 2015
Zaaknummer
15/03691
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor schade netbeheerder in verband met hennepplantage

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool, in cassatie ging tegen Stedin Netbeheer B.V. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de huurder voor schade die is ontstaan in verband met een hennepplantage. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 80a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RO). De Procureur-Generaal had eerder al geadviseerd om het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de eiser klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, en dat de eiser niet in zijn recht staat om het cassatieberoep voort te zetten. De Hoge Raad heeft de eiser bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Stedin op nihil zijn begroot. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

4 december 2015
Eerste Kamer
15/03691
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
t e g e n
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Stedin.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 1130692 RL EXPL 11-37923 van de kantonrechter te ’s-Gravenhage van 16 mei 2012 en 8 augustus 2012;
het arrest in de zaak 200.113.420/01 van het gerechtshof Den Haag van 14 april 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Stedin is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep met toepassing van artikel 80a RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 28 oktober 2015 op dat standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3 en 4).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Stedin begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, V. van den Brink en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
4 december 2015.