Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Rotterdam,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
4 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool, in cassatie ging tegen Stedin Netbeheer B.V. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de huurder voor schade die is ontstaan in verband met een hennepplantage. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 80a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RO). De Procureur-Generaal had eerder al geadviseerd om het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de eiser klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, en dat de eiser niet in zijn recht staat om het cassatieberoep voort te zetten. De Hoge Raad heeft de eiser bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Stedin op nihil zijn begroot. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.