Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
8 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 14 mei 2014 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1989, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het eerdergenoemde arrest. De verdediging werd gevoerd door mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, G. Knigge, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat een nadere motivering niet nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen.
De uitspraak is gedaan op 8 december 2015 door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma. De waarnemend griffier A.C. ten Klooster was aanwezig bij de uitspraak, die plaatsvond ter openbare terechtzitting.