ECLI:NL:HR:2015:3500

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
14/05974
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake beslag ex art. 94 Sv met betrekking tot inbeslaggenomen voorwerpen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, die op 12 november 2014 een klaagschrift van de klager ongegrond verklaarde. De klager, geboren in 1974, had verzocht om teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder jerrycans met diesel en een geldbedrag van € 325,-. De Rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave, omdat de klager werd aangemerkt als verdachte van heling van brandstof en er een strafvervolging zou plaatsvinden. De klager was het niet eens met dit oordeel en stelde dat de motivering van de Rechtbank ontoereikend en onbegrijpelijk was.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank de juiste maatstaf heeft toegepast, maar dat haar oordeel zonder nadere motivering niet begrijpelijk was. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en wees de zaak terug naar de Rechtbank Midden-Nederland voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een duidelijke motivering bij beslissingen over beslag en teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, vooral in het licht van de rechten van de klager en de voortgang van de strafprocedure. De beslissing van de Hoge Raad is genomen op 8 december 2015, en de zaak zal opnieuw worden behandeld door de Rechtbank.

Uitspraak

8 december 2015
Strafkamer
nr. S 14/05974 B
IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 12 november 2014, nummer RK 14/1956, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzing of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat de Rechtbank ontoereikend, althans onbegrijpelijk gemotiveerd heeft geoordeeld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan de klager.
2.2.1.
De Rechtbank heeft het klaagschrift van de klager ongegrond verklaard en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Motivering:
Op grond van de inhoud van de voorhanden zijnde stukken is de rechtbank van oordeel dat de inbeslagname van voornoemde voorwerpen op zichzelf gerechtvaardigd is geweest. Uit deze stukken en hetgeen door de officier van justitie bij de behandeling naar voren is gebracht blijkt dat klager wordt aangemerkt als verdachte en dat strafvervolging zal plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat zich hier niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen en het geld zal bevelen."
2.2.2.
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 14 oktober 2014 houdt het volgende in:
"De officier van justitie voert het woord, zakelijk weergegeven, als volgt:
Het verzoekschrift dient ongegrond te worden verklaard omdat het onderzoek in de strafzaak tegen klager nog loopt. Klager wordt verdacht van heling van brandstof. Het beslag dient te worden gehandhaafd in verband met de waarheidsvinding. Indien het bewijs rond komt en het tot een veroordeling zou leiden, dan zijn de brandstof en het geld vatbaar voor verbeurdverklaring.
De advocaat voert het woord, zakelijk weergegeven, als volgt:
Ik handhaaf mijn verzoek tot teruggave van de onder klager inbeslaggenomen brandstof en een geldbedrag van 325 euro. Het onderzoek door de politie is afgerond. Dit blijkt uit het feit dat er tot nu toe geen nieuwe processen-verbaal zijn binnengekomen. De rechter-commissaris liet bij het verhoor van klager in verband met de toetsing van de inverzekeringstelling al doorschemeren dat dit geen sterke zaak was. De rechter-commissaris beoordeelde de inverzekeringstelling als: onrechtmatig wegens het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld. Of het uiteindelijk tot een strafzaak komt, is dus erg onzeker. Het belang van strafvordering verzet zich derhalve niet langer tegen teruggave.
De officier van justitie voert het woord, zakelijk weergegeven, als volgt:
De strafzaak tegen klager loopt nog en het onderzoek door de politie is nog niet afgerond. Van de laatste ontwikkelingen in deze strafzaak ben ik niet op de hoogte. Als de rechtbank het noodzakelijk acht dat ik meer inlichtingen verschaf over de stand van zaken, dan verzoek ik de behandeling van het klaagschrift aan te houden. Indien uw rechtbank dit niet noodzakelijk acht, vorder ik de ongegrondverklaring van het klaagschrift."
2.3.
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevinden zich twee kennisgevingen van inbeslagneming van 12 juni 2014. Deze stukken houden in dat op de voet van art. 94 Sv onder de klager zijn inbeslaggenomen zes jerrycans met diesel, twee vaten met diesel en een geldbedrag van € 325,-. Voorts houden de stukken in dat de voorwerpen in beslag zijn genomen om de waarheid aan de dag te brengen, dat de jerrycans en de vaten met diesel zijn inbeslaggenomen wegens mogelijk diefstal of heling van de brandstof en dat het geldbedrag is inbeslaggenomen wegens mogelijk afkomstig zijn van heling van de brandstof.
2.4.
Met haar oordeel dat zich hier niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen en het geld zal bevelen, heeft de Rechtbank tot uitdrukking gebracht dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Aldus heeft de Rechtbank blijk gegeven de juiste maatstaf te hebben toegepast. In aanmerking genomen hetgeen namens de klager naar voren is gebracht, is dat oordeel evenwel zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 december 2015.