Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
8 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, die op 12 november 2014 een klaagschrift van de klager ongegrond verklaarde. De klager, geboren in 1974, had verzocht om teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder jerrycans met diesel en een geldbedrag van € 325,-. De Rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave, omdat de klager werd aangemerkt als verdachte van heling van brandstof en er een strafvervolging zou plaatsvinden. De klager was het niet eens met dit oordeel en stelde dat de motivering van de Rechtbank ontoereikend en onbegrijpelijk was.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank de juiste maatstaf heeft toegepast, maar dat haar oordeel zonder nadere motivering niet begrijpelijk was. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en wees de zaak terug naar de Rechtbank Midden-Nederland voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een duidelijke motivering bij beslissingen over beslag en teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, vooral in het licht van de rechten van de klager en de voortgang van de strafprocedure. De beslissing van de Hoge Raad is genomen op 8 december 2015, en de zaak zal opnieuw worden behandeld door de Rechtbank.