In deze zaak heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 januari 2015, nr. 13/00489. Dit hoger beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. AWB LEE 12/559) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend naar aanleiding van de klachten die door belanghebbende zijn aangevoerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand laat.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijft staan. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 11 december 2015.