Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsman heeft een gedeeltelijke vrijspraak voor feit 1 bepleit voor zover het betreft het telen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 augustus 2010. Volgens de raadsman heeft de verdachte zijn bekennende verklaring over de hennepteelt over die periode niet in vrijheid afgelegd en dient deze van het bewijs te worden uitgesloten. Hetgeen dan aan bewijs resteert kan alleen leiden tot een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van hennepplanten op 16 augustus 2010, aldus de raadsman.
Ter onderbouwing van het niet in vrijheid afgelegd zijn van de bekennende verklaring heeft de raadsman betoogd dat verdachte tijdens het verhoor hevige pijn aan zijn verbrande handen had waardoor hij werd gedwongen een bekentenis af te leggen om van het verhoor af te zijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 16 augustus 2010 wordt verdachte omstreeks 11:58 uur aangehouden. Er is brand geweest in zijn hennepkwekerij en verdachte heeft brandwonden aan zijn handen. Verdachte wordt naar het ziekenhuis gebracht ter verzorging van deze wonden. De behandelend chirurg stelt omstreeks 12:50 uur vast dat verdachte tweedegraads brandwonden heeft aan beide handen. De chirurg schrijft een aantal pijnstillende middelen voor en behandelt de brandwonden.
Omstreeks 15:50 uur die dag wordt op het politiebureau met het verhoor van verdachte aangevangen. Tussen 16:55 uur en 17:05 uur wordt het verhoor onderbroken voor verzorging van deze brandwonden.
Tijdens voormeld verhoor heeft verdachte bekend dat hij in 2008 en 2009 in de hennepkwekerij heeft geteeld en geoogst.
De volgende dag, 17 augustus 2010, heeft een andere chirurg vastgesteld dat verdachte tweedegraads brandwonden aan de linkerhand heeft en eerstegraads brandwonden aan de andere hand.
Ter zitting in hoger beroep is een voormalige intensivist van het brandwondencentrum te Beverwijk als deskundige gehoord over deze brandwonden. De deskundige heeft aangegeven dat eerstegraads brandwonden een pijn geven die gelijk is aan zonnebrand. Tweedegraadsbrandwonden geven een hevigere met zenuwpijn vergelijkbare pijn. Beide vormen van pijn geven geen verminderd bewustzijn of verminderde helderheid, aldus de deskundige. Dat doen ook niet de door de eerste chirurg verstrekte pijnstillende middelen.
Ook voor het overige zijn er volgens deskundige geen aanwijzingen dat het bewustzijn tijdens voormeld verhoor van verdachte verminderd zou zijn geweest. Daarbij is ook van belang dat binnen een uur met de behandeling van de brandwonden is aangevangen.
Gelet op vorenstaande bevindingen wil het hof aannemen dat verdachte tijdens het verhoor pijn aan beide handen heeft gehad en dat verdachte het liefst naar huis wilde. Deze pijn heeft echter niet geleid tot een verminderd bewustzijn of helderheid zodat niet gezegd kan worden dat verdachte zijn (bekennende) verklaring niet in vrijheid heeft afgelegd. Hoewel de mate van pijn een subjectief begrip is, is het hof van oordeel dat gezien het vorengaande, in samenhang en (tijds)verband beschouwd, verdachte niet in een situatie is gebracht dat hij vanwege deze pijn gedwongen werd een bekennende verklaring af te leggen.
Het andersluidende verweer van de raadsman wordt verworpen en de bekentenis van verdachte wordt voor het bewijs gebruikt. Mede op grond daarvan komt het hof tot een bewezenverklaring van hennepteelt in de tenlastegelegde periode."