ECLI:NL:HR:2015:3612

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
14/04374
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksgoederenrecht en erfrecht: vergoeding voor gemist rendement over niet eerder afgewikkelde huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit eerdere arresten van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een geschil over de vergoeding voor gemist rendement over een niet eerder afgewikkelde huwelijksgoederengemeenschap. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.E.M.G. Peletier, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof van 7 mei 2013 en 22 april 2014. De verweerders, waaronder [verweerder 1] en [verweerster 2], hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van eiser niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, gezien artikel 81 lid 1 RO. Het incidentele beroep, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, behoeft geen behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.991,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de verweerders. De uitspraak is gedaan door een samengesteld college van rechters, onder leiding van vice-president E.J. Numann, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

18 december 2015
Eerste Kamer
14/04374
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [plaats] ,
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier,
t e g e n
1. [verweerder 1] ,
wonende te [plaats],
2. [verweerster 2] ,
wonende te [plaats] ,
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. R.L. Bakels en mr. A. van Staden ten Brink,
3. [verweerster 3] ,
wonende te [plaats] ,
4. [verweerster 4] ,
wonende te [plaats] ,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Eiser zal hierna ook worden aangeduid als [eiser] en verweerders als respectievelijk [verweerder 1] , [verweerster 2] , [verweerster 3] en [verweerster 4] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 458108/HA ZA 10/1479 van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2010 en 2 november 2011;
b. de arresten in de zaak 200.101.859/01 van het gerechtshof Amsterdam van 7 mei 2013 en 22 april 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van 7 mei 2013 en 22 april 2014 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [verweerder 1] en [verweerster 2] hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Tegen [verweerster 3] en [verweerster 4] is verstek verleend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het principaal beroep en tot het buiten behandeling laten van het incidenteel cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 23 oktober 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1] en [verweerster 2] begroot op € 1.991,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris en aan de zijde van [verweerster 3] en [verweerster 4] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 december 2015.