ECLI:NL:HR:2015:3693

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
14/05803
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de bewezenverklaring van gekwalificeerde diefstal met geweld en de motivering van de strafoplegging

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor gekwalificeerde diefstal met geweld. De Hoge Raad oordeelt dat de strafoplegging ontoereikend is gemotiveerd, omdat het Hof in de strafmotivering verwijst naar een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister dat niet bij de stukken is gevoegd. De verdachte, geboren in 1986, heeft samen met een ander op 8 augustus 2012 in Zeist een woningoverval gepleegd, waarbij geweld is gebruikt tegen de aangever. De rechtbank heeft de verdachte wettig en overtuigend bewezen verklaard, maar de Hoge Raad vindt dat de bewijsvoering niet voldoende is onderbouwd, vooral omdat de verwijzing naar eerdere veroordelingen niet kan worden aangetoond. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de beslissingen over de bewezenverklaring van de diefstal en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

22 december 2015
Strafkamer
nr. S 14/05803
LBS/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 10 november 2014, nummer 21/006283-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft feit 1 van parketnummer 05/820239-13 en de strafoplegging, tot terug- of verwijzing van de zaak om deze in zoverre opnieuw te laten berechten en afdoen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het zesde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1.
Het middel komt - naar de kern bezien - op tegen de bewezenverklaring van het onder parketnummer 05/820239-13 onder 1 tenlastegelegde en klaagt in het bijzonder over 's Hofs vaststelling dat er beelden zijn van beveiligingscamera's bij de woning van het slachtoffer waarop de auto te zien is waarin de verdachte op die dag heeft gereden.
3.2.
Ten laste van de verdachte is onder parketnummer 05/820239-13 onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 8 augustus 2012 te Zeist, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portefeuille en (bank-)passen (onder meer van de ABN/AMRO-bank en/of de ING-bank) en geld en een agenda en een televisietoestel en een beeldje toebehorende aan [betrokkene 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld -onder meer- hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader een woning (aan de [a-straat 1] te Zeist) zijn binnengegaan/binnengedrongen en [betrokkene 1] (met kracht) meermalen hebben geslagen, geschopt en [betrokkene 1] (met kracht) bij de nek hebben gepakt en [betrokkene 1] naar een slaapkamer hebben getrokken en [betrokkene 1] (aldaar) op de grond hebben gegooid, en (daarbij) -dreigend- hebben geroepen: "Geld, geld moet ik hebben" en "bankpas" en "pincodes", althans dergelijke -dreigende- woorden hebben geuit."
3.3.
Met betrekking tot de bewijsvoering houdt het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank, zonder aanhaling van de voetnoten, het volgende in:
"Bewijsoverwegingen
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 augustus 2012 is aangever [betrokkene 1] in zijn woning gelegen aan de [a-straat 1] in Zeist overvallen door twee mannen. [betrokkene 1] zat aan de eettafel in zijn woning. Hij zag door het geopende doorgeefluik een schim. Daarna kwam er nog iemand aanlopen door de keuken. De tweede persoon pakte hem direct met kracht bij de nek en riep 'geld, geld moet ik hebben'. Deze persoon vroeg ook naar zijn bankpas. [betrokkene 1] werd op het lichaam geschopt en geslagen door deze persoon. [betrokkene 1] werd door de man die hem vasthield meegetrokken naar zijn slaapkamer waar hij op de grond werd gegooid. De man bleef boven hem staan en bleef roepen om geld. [betrokkene 1] werd ook daar meermalen geslagen. Hij kreeg klappen op zijn hoofd, nek en armen. [betrokkene 1] heeft op een gegeven moment gezegd dat zijn portefeuille in zijn jasje zat. In zijn portefeuille zaten zes bankbiljetten van 10 euro, bankpasjes (van de ABN-AMRO en de ING), een Albert Hein pasje, een ANWB pasje en een ziektenkostenpasje. Naderhand bleek dat zijn gehele portefeuille weggenomen was. De agenda van [betrokkene 1] , die ook in zijn jasje zat, was ook weggenomen. In deze agenda had [betrokkene 1] zijn pincode opgeschreven. De mannen hadden [betrokkene 1] gevraagd naar zijn pincode, maar die had hij niet gegeven. Daarnaast zijn de televisie van [betrokkene 1] en een beeldje weggenomen.
Diezelfde dag is er met de weggenomen bankpassen met bijbehorende pincode van [betrokkene 1] meerdere malen gepind bij pinautomaten in Odijk:
• een geldbedrag van 250 euro (omstreeks 17.31 uur, middels ABN/AMRO-bankpas),
• een geldbedrag van 250 euro (omstreeks 17.32 uur, middels ING-bankpas),
• een geldbedrag van 750 euro (omstreeks 17.34 uur, middels ABN/AMRO-bankpas),
• een geldbedrag van 148 euro (omstreeks 17.40 uur, middels ING-bankpas),
• een geldbedrag van 520 euro (omstreeks 17.55 uur, middels ING-bankpas).
(...)
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank betrekt bij haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden:
Herkenning verdachte
Op camerabeelden van de kassa bij de Jumbo supermarkt in Odijk, alwaar op 8 augustus 2012 om 17.40 uur 148 euro is gepind met behulp van het bankpasje van aangever, is een jongeman te zien met een rood/oranje petje op en een lichtblauwe blouse aan. De man rekent sigaretten en krasloten af. Op camerabeelden van de Rabobank te Odijk is te zien dat de man met de rode pet gebruik maakt van een papiertje/boekje en daaruit kennelijk iets leest.
Op 4 september 2012 zijn in een uitzending van Opsporing Verzocht deze camerabeelden getoond. Naar aanleiding daarvan heeft zich een aantal getuigen gemeld:
• [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij de persoon op de beelden herkent als verdachte. Hij kent [verdachte] van school. Via vrienden van vrienden ging hij om met verdachte, hij herkent verdachte aan zijn volle donker gekleurde haarbos met slagen, zijn neus en getuite lippen. Hij zag dat de persoon zijn haren naar achter streek. Dit is volgens [betrokkene 2] een eigenschap die verdachte toen ook al had. Hij strijkt altijd zijn haren naar achteren, ook al draagt hij een petje.
[betrokkene 2] zag dat de persoon zich verplaatst had naar een andere kassa. De persoon had toen de ene slof al in een plastic zak gestopt. Dit is een voor hem bekende typische handeling van verdachte. [betrokkene 2] herkent verdachte voor de volle 100% van de beelden.
• [betrokkene 3] heeft verklaard dat hij de persoon op de beelden herkent als verdachte. Hij herkent hem aan zijn gezicht, zijn lopen, zijn mimiek, aan alles eigenlijk. Hij kent verdachte al heel lang, vanaf dat hij klein was. hij heeft vroeger allerlei sportactiviteiten met verdachte gedaan. Hij heeft verdachte een paar maanden daarvoor voor het laatst gezien.
De camerabeelden zijn eveneens getoond aan [betrokkene 4] . Ze reageert meteen op de foto en zegt 'dat is [verdachte] met mijn pet, mijn rode petje, dat is [verdachte] !' [betrokkene 4] heeft in dat verhoor eveneens verklaard dat ze een televisie in de kofferbak van de auto heeft gezien en dat ze deze voor het eerst zag toen zij op 8 augustus 2012 [betrokkene 5] op zijn gaan halen. Ze moest wat uit de kofferbak van de auto halen voor verdachte terwijl ze achterin zat. Toen ze de hoeden- plank optilde zag ze de televisie. Die ochtend lag de televisie nog niet in de kofferbak.
Telecomanalyse en poging overval op [betrokkene 6]
Volgens de historische printgegevens van telecommunicatie van telefoonnummer [001] , in gebruik bij verdachte, straalde dit nummer op 8 augustus op de navolgende tijdstippen de navolgende masten aan:
• omstreeks 16.05.44 uur de mast aan de [b-straat 1] te Culemborg.
• tussen 16.10.49 en 16.11.12 uur de mast aan de [c-straat 1] te Culemborg.
• Tussen 17.07.59 en 17.08.29 uur de mast aan de [d-straat 1] te Odijk.
Op 8 augustus 2012 tussen 16.50 uur en 17.15 uur is aangever [betrokkene 6] overvallen op straat, kort nadat hij geld had gepind bij een pinautomaat bij de Rabobank, gevestigd aan de Zeistweg te Odijk. [betrokkene 6] werd daarbij door een man van achteren met twee armen rond zijn middel vastgepakt. De man riep 'ik wil geld'. [betrokkene 6] riep om hulp, waarop de man hem losliet en wegliep. De man droeg een lichtkleurig petje.
De gebruikte auto
Op 31 juli 2012 is er ingebroken in de woning van [betrokkene 7] . Bij deze inbraak is onder andere een personenauto, merk Mercedes Benz, type Al60, kleur grijs, met kenteken [AA-00-BB] weggenomen. Op beelden van een beveiligingscamera in de buurt van de overval op [betrokkene 1] is een personenauto te zien. Deze afgebeelde personenauto is getoond aan [betrokkene 7] . [betrokkene 7] verklaart dat deze auto zijn ontvreemde Mercedes Benz A160 kon zijn, gezien het feit dat de velgen van het voertuig op de beelden overeen kwamen met de velgen van zijn weggenomen Mercedes Benz.
Op 13 augustus 2012 is een Mercedes Benz A160 uitgebrand aangetroffen in Mol te België, nabij de Nederlandse grens. Bij navraag van het motornummer bleek dit voertuig de ontvreemde Mercedes Benz A160 van [betrokkene 7] te zijn.
Op 6 oktober 2012 heeft [betrokkene 8] in een buitenprullenbak bij haar caravan op camping Berkenrode in Wekerom en blauw met wit gestreepte boodschappentas aangetroffen met daarin twee kromgebogen kentekenplaten met nummer [AA-00-BB] .
Op 8 augustus 2012 zijn in Amersfoort de kentekenplaten met nummer [CC-00-DD] weggenomen van een in Amersfoort geparkeerd staande Mercedes Benz A200.
Uit hetgeen de rechtbank reeds ten aanzien van feit 1 heeft vastgesteld kan worden afgeleid dat verdachte, [medeverdachte] , [betrokkene 5] en [betrokkene 4] reden in een grijze Mercedes Benz A klasse met kenteken [CC-00-DD] (zie de verklaring van de getuige [betrokkene 9] ) en dat ze met die auto op 8 augustus 2012 in Amersfoort zijn geweest (zie de verklaring van de getuige [betrokkene 10] ).
Door diverse verbalisanten zijn camerabeelden afkomstig van camping Berkenrode te Wekerom uitgekeken, waarop om 18.30 uur een zilverkleurige auto het beeld in komt rijden, vermoedelijk een Mercedes A klasse en waarop tevens meerdere personen te zien zijn:
• Verbalisant [verbalisant 1] herkent een van de personen als [medeverdachte] .
• Verbalisant [verbalisant 2] herkent op de beelden [medeverdachte] en [betrokkene 4] .
Conclusie
Gelet op vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1) samen met een ander de overval op [betrokkene 1] heeft gepleegd, en 2) vervolgens met de gestolen pinpassen meerdere geldbedragen heeft gepind:
• verdachte is door meerdere personen herkend op de camerabeelden van de pinnende man bij de Jumbo in Odijk. Het betreft hier geen algemene herkenningen. De getuigen, die verdachte (van vroeger) kennen, omschrijven gedetailleerd aan welke kenmerken zij verdachte herkennen. De rechtbank ziet geen reden om aan deze herkenningen te twijfelen. Het feit dat er op de pet geen 'Yankees-embleem' te zien is, terwijl [betrokkene 4] heeft verklaard dat het een zogenaamde 'Yankees-pet' betrof, doet hier niet aan af. Er kunnen tal van redenen zijn waardoor dit embleem niet of niet meer goed zichtbaar is. Bovendien was dit embleem slechts één van de meerdere kenmerken die gegeven werd ter herkenning van verdachten.
• verdachte is op 8 augustus 2012 in Odijk geweest (zijn telefoon straalt tussen 17.07.59 en 17.08.29 een mast aan in Odijk) en verdachte heeft hier geen verklaring voor gegeven;
• [betrokkene 7] heeft verklaard dat de auto, die deels te zien is op de camerabeelden bij de woning van [betrokkene 1] , zijn ontvreemde Mercedes Benz A klasse kan zijn, van welke auto op grond van vorenstaande genoegzaam kan worden vastgesteld dat verdachte daar die dag samen met [betrokkene 5] , [medeverdachte] en [betrokkene 4] in reed.
• [betrokkene 4] heeft verklaard dat ze in de kofferbak van de auto op 8 augustus 2012 op een gegeven moment een televisie zag staan, die er aan het begin van de dag nog niet stond, terwijl bij de overval op [betrokkene 1] die dag een televisie is weggenomen.
Het verweer van de verdediging dat verdachte de overval niet kan hebben gepleegd nu [betrokkene 1] heeft verklaard dat de overvallers rond 16.20 uur zijn woning hebben verlaten en verdachte op dat tijdstip nog niet in Odijk was maar in Culemborg (35 kilometer verderop) wordt door de rechtbank verworpen. Gelet op vorenstaande staat voor de rechtbank genoegzaam vast dat [betrokkene 1] zich in de tijd moet hebben vergist en de overval moet zijn gepleegd tussen 17.00 uur en 17.30 uur, hetgeen ook aansluit bij het tijdstip van de eerste pintransactie, te weten 17.31 uur. Dit leidt de rechtbank af uit de tijdstippen waarop met de gestolen passen is gepind, het moment waarop aangifte wordt gedaan alsmede de aanstraling van de masten in Odijk door de telefoon van verdachte. Bovendien heeft [betrokkene 1] in zijn tweede verklaring reeds aangegeven dat hij niet helemaal zeker was van het door hem genoemde tijdstip."
3.4.
In aanvulling op het bovenstaande houdt het bestreden arrest met betrekking tot de bewijsvoering het volgende in:
"Bewijsoverweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder parketnr. 05-820239-13 onder 1 ten laste gelegde feit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft bij gelegenheid van zijn pleidooi een scenario geschetst waarin niet verdachte maar anderen de overval hebben gepleegd en in welk scenario verdachte op de bewuste dag niet in de woning is geweest. Ter onderbouwing van dit alternatieve scenario heeft de raadsman het volgende, zakelijk weergegeven, naar voren gebracht.
De raadsman heeft het hof gewezen op de door hem geconstrueerde tijdslijn, het proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2012, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , welk proces-verbaal op grond van artikel 359a Wetboek van Strafvordering uitgesloten dient te worden van het te bezigen bewijs, en andere aanwijzingen die, aldus de raadsman, duiden op de onschuld van verdachte. Concluderend heeft de raadsman aangevoerd dat op grond van de inhoud van het voorliggende dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de overval in de woning is geweest en evenmin dat hij op andere wijze enig aandeel heeft gehad in de overval, zodat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het door de raadsman geschetste alternatieve scenario waarbij verdachte op 8 augustus 2012 niet in de woning is geweest, is naar het oordeel van het hof, gelet op de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet aannemelijk geworden.
Vooropgesteld moet worden dat het scenario door de raadsman bij pleidooi naar voren is gebracht pas in hoger beroep aan de orde is gesteld. Verdachte heeft zich gedurende het vooronderzoek en het onderzoek in eerste aanleg beroepen op zijn zwijgrecht.
Het is uiteraard het recht van een verdachte om te zwijgen, maar door geen verklaring af te leggen heeft verdachte tot aan het onderzoek in hoger beroep, geen enkel aanknopingspunt geboden dat steun geeft aan het thans door de raadsman geschetste alternatieve scenario.
Daarnaast is het hof van oordeel dat de door de eerste rechter gebezigde bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien - dusdanig belastend zijn voor verdachte dat het minst genomen op zijn weg had gelegen om aan te geven waarom daaraan desondanks moet worden getwijfeld. In dit verband wijst het hof onder meer op de verklaring van de getuige [betrokkene 7] dat de auto die te zien is op de camerabeelden bij de woning van [betrokkene 1] , zijn gestolen Mercedes Benz A klasse kan zijn, gezien het feit dat de velgen van het voertuig op de beelden overeen komen met de velgen van zijn gestolen Mercedes Benz. Van deze auto is genoegzaam vastgesteld dat verdachte deze auto bestuurde; hij is op de camerabeelden door meerdere verbalisanten herkend als de chauffeur van die auto. De getuige [betrokkene 4] heeft verklaard dat zij in de kofferbak van die auto op 8 augustus 2012 een televisie zag staan, die er aan het begin van de dag nog niet stond, terwijl bij de overval op [betrokkene 1] die dag een televisie is weggenomen.
Met de eerste rechter is het hof van oordeel dat afdoende is komen vast te staan dat [betrokkene 1] zich heeft vergist in het aanvangstijdstip van de overval.
(...)
De getuige [betrokkene 4] heeft tegenover de raadsheer-commissaris bij dit hof verklaard dat zij zich de gebeurtenissen op 8 augustus 2012 niet meer kan herinneren. Het hof is van oordeel dat daarom de eerdere verklaringen van [betrokkene 4] voor het bewijs gebezigd kunnen worden, mede omdat die verklaringen relatief kort na de gebeurtenissen op 8 augustus 2012 zijn afgelegd.
Anders dan de raadsman heeft betoogd acht het hof de bewijsconstructie van de eerste rechter, onder aanvulling van de verklaring van de getuige [medeverdachte] , voldoende om op grond daarvan te komen tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan."
3.5.
Het Hof heeft zijn oordeel dat het de verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met een ander de onder parketnummer 05/820239-13 onder 1 tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal heeft gepleegd in het bijzonder gebaseerd op de verklaring van de getuige [betrokkene 7] dat zijn auto - waarvan genoegzaam vaststaat dat de verdachte daarin samen met een drietal anderen op 8 augustus 2012 reed - te zien is "op de camerabeelden bij de woning" van het slachtoffer. Op de gronden als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 27 is de bestreden uitspraak op dit punt niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.

4.Beoordeling van het vijfde middel

4.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
4.2.
Het bestreden arrest houdt ten aanzien van de strafoplegging het volgende in:
"Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte van 13 oktober 2014;
- een voorlichtingsrapportage van forensisch maatschappelijk werker A.A.M. Kool van 29 mei 2013, betreffende verdachte;
- een trajectconsult, uitgevoerd door Verhoef, psychiater van 4 september 2012, betreffende verdachte;
- een discharge report van Solutions van 22 januari 2012, betreffende verdachte; een appendix discharge report van Solutions van 31 mei 2013, betreffende verdachte.
(...)
Daarbij heeft het hof nog gelet op voormeld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, blijkens welk uittreksel verdachte al vele malen eerder is veroordeeld ter zake geweldsdelicten, hetgeen verdachte er niet van heeft weerhouden op één en dezelfde dag de onderhavige feiten te plegen. Het hof acht daarom oplegging van een zeer langdurige gevangenisstraf onontkoombaar.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de eerste rechter opgelegde straf.
Het is op deze grond dat het hof de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de eerste rechter is opgelegd."
4.3.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich niet een uittreksel uit het Justitieel documentatieregister van 13 oktober 2014, doch uittreksels van 13 januari 2014, 19 juni 2014 en 18 augustus 2014. In aanmerking genomen dat die uittreksels noch de overige stukken van het geding iets inhouden waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte "al vele malen eerder is veroordeeld ter zake geweldsmisdrijven" en ook het trajectconsult van 4 september 2012 zich niet bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt, is de strafoplegging ontoereikend gemotiveerd.
4.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het derde middel voor het overige en het vierde middel geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder parketnummer 05/820239-13 onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 december 2015.