ECLI:NL:HR:2015:3702

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
15/02623
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van strafmotivering bij dodelijk verkeersongeval in Curaçao

In deze zaak gaat het om een dodelijk verkeersongeval dat plaatsvond in Curaçao, waarbij de verdachte, geboren in 1989, betrokken was. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat op 18 december 2014 werd uitgesproken. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. De strafmotivering van het Hof werd echter als ontoereikend beoordeeld, omdat het Hof niet de redenen had opgegeven die specifiek leidden tot de keuze voor een vrijheidsbenemende straf. Dit is in strijd met artikel 402, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering Curaçao (SvC), dat vereist dat bij de oplegging van een straf die vrijheidsontneming meebrengt, de redenen voor deze keuze expliciet worden vermeld.

De Hoge Raad oordeelt dat de overwegingen van het Hof niet voldoen aan de wettelijke vereisten, wat leidt tot nietigheid van de strafmotivering. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor herbehandeling van de straf. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen. Dit arrest is gewezen op 22 december 2015 en ondertekend door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

22 december 2015
Strafkamer
nr. S 15/02623 A
DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 18 december 2014, nummer H 193/14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf ontoereikend is gemotiveerd, nu het Hof niet de redenen heeft opgegeven die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze voor een vrijheidsbenemende straf.
3.2.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van feit 1 "aan het verkeer deelnemen en zich daarbij zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. Deze strafoplegging heeft het Hof als volgt gemotiveerd:
"Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in vermoeide toestand zonder rijbewijs aan het verkeer deelgenomen, terwijl hij door rood licht is gereden en in slaap is gevallen, waarbij hij slingerend over meerdere rijstroken heeft gereden en daarbij enige tijd op de linkerrijstrook heeft gereden, waar zich een tegenligger bevond, en waarna hij met een veel hogere snelheid dan was toegestaan zonder te remmen in botsing is gekomen met drie voetgangers die zich aan de rechterkant van de weg bevonden en die daardoor om het leven zijn gekomen. Het is aan de schuld van de verdachte te wijten dat de drie voetgangers zijn gestorven. De dood van de slachtoffers heeft ernstig en onherstelbaar leed bij hun nabestaanden veroorzaakt. Zij zullen hun leven lang met de gevolgen van dit ongeval geconfronteerd worden. Het verkeersongeval heeft bovendien niet alleen een grote impact op de directe nabestaanden gehad, maar vanwege de bijzonder dramatische afloop ook op de samenleving in Curaçao.
(...)
In het voordeel van de verdachte overweegt het Hof dat de verdachte, zoals uit zijn documentatie blijkt, niet eerder is veroordeeld. Het Hof heeft voorts acht geslagen op de "quickscan" van de psychiater van 7 augustus 2013 en het reclasseringsrapport van 10 oktober 2013.
Hoewel dit in het niet valt bij het gemis bij de nabestaanden, neemt het Hof in aanmerking dat de verdachte de psychische last zal moeten dragen van het feit dat door zijn onvoorzichtig gedrag drie mensen het leven hebben verloren.
(...)
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden."
3.3.
Art. 402, vijfde lid, SvC luidt als volgt:
"Bij de oplegging van een straf of maatregel die vrijheidsontneming meebrengt, geeft het vonnis in het bijzonder de redenen op die tot de keuze van deze strafsoort, dan wel tot deze soort maatregel hebben geleid. Het vonnis geeft voorts zoveel mogelijk de omstandigheden aan, waarop bij de vaststelling van de duur van de straf is gelet."
3.4.
De overwegingen van het Hof bevatten in strijd met het vijfde lid van art. 402 SvC niet een opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van een straf die vrijheidsontneming meebrengt. Dit vereiste leidt krachtens art. 402, zevende lid, SvC tot nietigheid. De klacht is gegrond.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 december 2015.