Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
22 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een dodelijk verkeersongeval dat plaatsvond in Curaçao, waarbij de verdachte, geboren in 1989, betrokken was. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat op 18 december 2014 werd uitgesproken. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. De strafmotivering van het Hof werd echter als ontoereikend beoordeeld, omdat het Hof niet de redenen had opgegeven die specifiek leidden tot de keuze voor een vrijheidsbenemende straf. Dit is in strijd met artikel 402, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering Curaçao (SvC), dat vereist dat bij de oplegging van een straf die vrijheidsontneming meebrengt, de redenen voor deze keuze expliciet worden vermeld.
De Hoge Raad oordeelt dat de overwegingen van het Hof niet voldoen aan de wettelijke vereisten, wat leidt tot nietigheid van de strafmotivering. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor herbehandeling van de straf. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen. Dit arrest is gewezen op 22 december 2015 en ondertekend door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.