ECLI:NL:HR:2015:375

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
19 februari 2015
Zaaknummer
14/02988
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Rechtbank Den Haag inzake belastingbeschikking

In deze zaak heeft [X] Ltd beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 30 april 2014, nr. SGR 13/9733. De Rechtbank had het verzet van belanghebbende tegen een beschikking als bedoeld in artikel 7, lid 2, letter b, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende, die zich richtten tegen het oordeel van de Rechtbank dat zij terecht niet-ontvankelijk was verklaard in haar beroep, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend, maar de Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en openbaar uitgesproken op 20 februari 2015.

Uitspraak

20 februari 2015
Nr. 14/02988
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] Ltdte
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 30 april 2014, nr. SGR 13/9733, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 7, lid 2, letter b, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten, die zich richten tegen het oordeel dat belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar beroep bij de Rechtbank, kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2015.