In deze zaak heeft [X] Ltd beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 30 april 2014, nr. SGR 13/9733. De Rechtbank had het verzet van belanghebbende tegen een beschikking als bedoeld in artikel 7, lid 2, letter b, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende, die zich richtten tegen het oordeel van de Rechtbank dat zij terecht niet-ontvankelijk was verklaard in haar beroep, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend, maar de Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en openbaar uitgesproken op 20 februari 2015.