ECLI:NL:HR:2015:3885

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
15/01034
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen arrest van het Gerechtshof Amsterdam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 24 juli 2014. De zaak betreft een strafrechtelijke procedure waarin de verdachte, geboren in 1984, in cassatie ging tegen het eerdergenoemde arrest. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is de Hoge Raad van oordeel dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet inhoudelijk zal behandelen en de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. De beslissing is genomen door de vice-president A.J.A. van Dorst, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

23 juni 2015
Strafkamer
Nr. S 15/01034
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Tweede Enkelvoudige Kamer
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 24 juli 2014, nummer 23/000471-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 juni 2015.