Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Dublin, Ierland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over effectenlease. De eisers, [eiseres 1] en [eiser 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen en arresten die betrekking hadden op de effectenleaseovereenkomst die zij met Varde Investments (Ireland) Limited hadden gesloten. De centrale vraag in deze procedure was of de belegger gebonden was aan de aanvaarding van het 'Dexia Aanbod', nadat de effectenleaseovereenkomst op grond van de artikelen 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek was vernietigd. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, waaronder de vaststellingsovereenkomst (art. 7:900 BW) en de voortbouwende overeenkomst (art. 6:229 BW). Tevens is de uitleg van de vaststellingsovereenkomst aan de orde gekomen, waarbij het Haviltex-criterium is toegepast. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eisers niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Varde zijn begroot op nihil.