ECLI:NL:HR:2015:521

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
13/03920
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep en intrekking van de volmacht in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verdachte had op 1 augustus 2013 beroep in cassatie ingesteld, maar zijn raadsman heeft dit beroep later 'ingetrokken' en direct weer ingesteld om een vermeende misslag in de oorspronkelijke volmacht te herstellen. De Hoge Raad concludeert dat er geen daadwerkelijke intrekking heeft plaatsgevonden zoals bedoeld in artikel 453, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor kan de verdachte in zijn beroep worden ontvangen.

De raadsman van de verdachte, mr. B. Kizilocak, heeft bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld, waarvan het eerste middel op 2 december 2014 is ingetrokken. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de raadsman de intentie had om het beroep in cassatie te handhaven, en dat de handelingen rondom de intrekking en herinstelling van het beroep niet als een formele intrekking kunnen worden beschouwd.

De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

10 februari 2015
Strafkamer
nr. 13/03920
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 29 juli 2013, nummer 21/003455-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bij brief van 2 december 2014 heeft de raadsman het eerste middel ingetrokken.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1.
Blijkens de daarvan opgemaakte akte van de griffier van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, is op 1 augustus 2013 door een griffiemedewerker, daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd door de toenmalige raadsman van de verdachte, beroep in cassatie ingesteld.
2.2.
Uit de stukken van het geding leidt de Hoge Raad af dat de raadsman van de verdachte het op 1 augustus 2013 ingestelde beroep in cassatie wenste te handhaven, doch dit beroep heeft doen "intrekken" en het direct weer heeft doen instellen, uitsluitend met het oog op het herstellen van een - vermeende - misslag in de oorspronkelijke volmacht. Tegen die achtergrond moet het ervoor worden gehouden dat geen intrekking als bedoeld in art. 453, eerste lid, Sv heeft plaatsgevonden.
2.3.
De verdachte kan mitsdien in zijn beroep worden ontvangen.

3.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 februari 2015.