Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verdachte had op 1 augustus 2013 beroep in cassatie ingesteld, maar zijn raadsman heeft dit beroep later 'ingetrokken' en direct weer ingesteld om een vermeende misslag in de oorspronkelijke volmacht te herstellen. De Hoge Raad concludeert dat er geen daadwerkelijke intrekking heeft plaatsgevonden zoals bedoeld in artikel 453, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor kan de verdachte in zijn beroep worden ontvangen.
De raadsman van de verdachte, mr. B. Kizilocak, heeft bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld, waarvan het eerste middel op 2 december 2014 is ingetrokken. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de raadsman de intentie had om het beroep in cassatie te handhaven, en dat de handelingen rondom de intrekking en herinstelling van het beroep niet als een formele intrekking kunnen worden beschouwd.
De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.