Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
13 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1967, had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat op 3 maart 2009 was uitgesproken. De advocaat van de verdachte, mr. M.R. Mantz, had een middel van cassatie voorgesteld, dat zich richtte tegen de beslissing van het Hof om de verdachte buiten zijn aanwezigheid te berechten. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse concludeerde tot verwerping van het beroep, en de raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het oordeel van het Hof, dat de verdachte kennelijk vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat er geen aanleiding bestond om het onderzoek opnieuw te schorsen. De niet-gemachtigde raadsman van de verdachte had geen aanhoudingsverzoek gedaan, en het Hof had op basis van de ontvangen informatie redelijkerwijs kunnen concluderen dat de verdachte zich niet in een strafrechtelijk relevante detentie bevond. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee het arrest van het Gerechtshof werd bekrachtigd.