ECLI:NL:HR:2015:637

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
17 maart 2015
Zaaknummer
14/00198
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafmotivering en persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1985, was in hoger beroep veroordeeld voor diefstal en kreeg een gevangenisstraf van een week opgelegd. De verdediging voerde aan dat de strafoplegging onvoldoende rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die kampt met een verslaving en momenteel een behandeltraject volgt. De raadsman verzocht om een voorwaardelijke straf, gezien de positieve ontwikkelingen in de behandeling en de steun van zijn ouders.

Het Hof bevestigde de veroordeling van de Rechtbank en oordeelde dat de strafoplegging toereikend was gemotiveerd. Het Hof weegt de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte mee in de beslissing. Ondanks de argumenten van de verdediging, waaronder de wens om een voorwaardelijke straf op te leggen, oordeelde het Hof dat de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn herhaalde strafbare feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de beslissing van het Hof bekrachtigd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet verplicht was tot een nadere motivering van de strafoplegging, zoals voorgeschreven in artikel 359, tweede lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van persoonlijke omstandigheden in strafzaken, maar bevestigt ook dat eerdere veroordelingen zwaar meewegen in de uiteindelijke strafoplegging.

Uitspraak

17 maart 2015
Strafkamer
nr. S 14/00198
ABG/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 november 2013, nummer 20/002827-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2.1.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"Indien u dit verweer passeert, verzoek ik u bij de op te leggen straf rekening te houden met de persoon en persoonlijke omstandigheden van mijn cliënt. Hij kampt met een verslaving, maar wil daar wel van af komen. Om die reden is hij in eerste instantie bij De Hoop een behandeltraject ingegaan en volgt hij nu een behandeltraject in Duitsland. Deze behandeling wordt particulier bekostigd, namelijk door zijn ouders. Zijn vader heeft een klusbedrijf. De ouders van cliënt willen graag voor hun zoon instaan. De behandeling verloopt redelijk goed. Cliënt wil niet weg uit de kliniek. Hij moet daar ook intern verblijven tot 5 maart 2014. De behandeling eindigt pas in juni 2014. Hij heeft dus nog een redelijke tijd te gaan. Het gaat nu redelijk goed met cliënt, hij heeft wel behandeling nodig, maar er heeft geen terugval plaatsgevonden. Als hij nog een week gevangenisstraf zou krijgen, wordt dit traject doorkruist. Verslaafden plegen vaak vermogensdelicten om hun verslaving te bekostigen. Daarmee wordt een patroon in stand gehouden. Cliënt tracht nu dit patroon te doorbreken. Cliënt is getrouwd. Zijn vrouw woont in België. Er is een sterk fundament. Hij kan terugvallen op zijn ouderlijk huis en kan bij zijn vader in het bedrijf in dienst komen. Dat is voor veel drugsgebruikers anders. Zij missen een dergelijk vangnet. Ik verzoek u, gelet op deze omstandigheden, een voorwaardelijke straf op te leggen. Mocht u van oordeel zijn dat daarmee onvoldoende recht wordt gedaan aan de zaak, dan geef ik u in overweging daarnaast een werkstraf op te leggen. Dat is nog geen gepasseerd station."
2.2.2.
Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank - waarbij de verdachte ter zake van "diefstal" is veroordeeld tot een gevangenisstraf van een week - bevestigd met aanvulling van gronden. Ten aanzien van de straf heeft het Hof het volgende overwogen:
"De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging dient te worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 september 2013 vaker veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, ook voor vermogensdelicten. Daarbij zijn aan verdachte naast werkstraffen ook voorwaardelijke straffen opgelegd. Dit heeft de verdachte er echter niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan diefstal. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als door de politierechter opgelegd.
Het hof ziet in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen reden om hiervan af te wijken."
2.3.
Het Hof heeft de strafoplegging, ook in het licht van hetgeen namens de verdachte in dat verband is aangevoerd, toereikend gemotiveerd. Art.359, tweede lid tweede volzin, Sv noopte het Hof niet tot een nadere motivering.
2.4.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 maart 2015.