Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
17 maart 2015.
Hoge Raad
Op 17 maart 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. J.G.G. Wilgers, had verzocht om herziening van een veroordeling die was uitgesproken voor het medeplegen van het opzettelijk overtreden van de Flora- en Faunawet en deelname aan een criminele organisatie. Het Hof had de aanvrager in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 320 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De aanvraag tot herziening werd beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 457, dat de gronden voor herziening uiteenzet. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in artikel 460, tweede lid, en 465, eerste lid, Sv. De aanvrager had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die niet eerder bekend waren bij de rechter en die een vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging zouden kunnen rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van substantiële nieuwe informatie voor een succesvolle herziening van een strafzaak.