ECLI:NL:HR:2015:656

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2015
Publicatiedatum
19 maart 2015
Zaaknummer
14/05754
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 2002, alsook een beschikking inzake heffingsrente. Het beroep in cassatie werd ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 1 oktober 2014, onder nummer BK-09/00054.

De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Het beroepschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 24 november 2014 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen. Echter, het herstel vond niet tijdig plaats; de brief met bijlagen die op 25 februari 2015 bij de Hoge Raad is ingekomen, werd als te laat ingekomen beschouwd en buiten beschouwing gelaten.

Gelet op het bovenstaande heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

20 maart 2015
Nr. 14/05754
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 1 oktober 2014, nr. BK-09/00054, betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2002 opgelegde aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 24 november 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim uiterlijk op 17 februari 2015 te herstellen.
Nu herstel van het verzuim niet tijdig heeft plaatsgevonden – de op 25 februari 2015 bij de Hoge Raad ingekomen brief met bijlagen wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten –, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2015.