Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Dublin, Ierland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
20 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen Varde Investments (Ireland) Limited. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst, specifiek de Dexia-zaak, en de toepassing van de WCAM-overeenkomst, ook wel bekend als de Duisenbergregeling. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of er een (tijdig) uitgebrachte opt-out verklaring was, zoals vereist onder artikel 7:908 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens werd de vraag behandeld of het doorgeven van een adreswijziging aan de bank een onredelijk bezwarend beding vormde in de zin van artikel 6:236 aanhef en onder l van het Burgerlijk Wetboek.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiseres] dan ook verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Varde zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van effectenleasezaken en de toepassing van de WCAM-regeling, en biedt duidelijkheid over de vereisten voor een opt-out verklaring en de beoordeling van onredelijk bezwarende bedingen.