ECLI:NL:HR:2015:710

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
13/06062
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van de omvang van het hoger beroep en overschrijding van de redelijke termijn in cassatie

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van 22 september 2010. Het Hof had echter het hoger beroep ten onrechte beperkt tot de veroordeling in de zaak met parketnummer 03-530392-09. De Hoge Raad oordeelt dat uit de appelakte kan worden afgeleid dat het hoger beroep onbeperkt was ingesteld. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof de omvang van het hoger beroep verkeerd heeft geïnterpreteerd, maar dat dit niet leidt tot cassatie omdat de verdachte zelf ook had aangegeven dat het beroep beperkt moest worden opgevat.

Daarnaast klaagt de verdachte dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in de cassatiefase is overschreden. De Hoge Raad oordeelt dat dit inderdaad het geval is, aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden naar zeven maanden en een week. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

24 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/06062
LBS/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 mei 2012, nummer 20/003639-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte de omvang van het hoger beroep heeft beperkt tot de beslissingen in de zaak met parketnummer 03-530392-09 en ten onrechte toepassing heeft gegeven aan art. 423, vierde lid, Sv ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-700185-10 tenlastegelegde.
2.2.
Het procesverloop is - voor zover in cassatie van belang - weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.
2.3.
Uit de appelakte, die inhoudt dat beroep wordt ingesteld tegen "het eindvonnis d.d. 22 september 2010", kan bezwaarlijk anders volgen dan dat het hoger beroep onbeperkt is ingesteld. Het Hof heeft derhalve ten onrechte het appel opgevat "als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 03-530392-09 is ten laste gelegd", en heeft voorts ten onrechte "overeenkomstig het bepaalde in artikel 423, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering, de straf voor het niet aan zijn oordeel onderworpen, door de rechtbank onder parketnummer 03-700185-10 bewezenverklaarde" bepaald. Het middel klaagt daarover terecht.
2.4.
De gegrondheid van het middel leidt nochtans niet tot cassatie nu namens de verdachte bij de behandeling van de zaak door het Hof tot tweemaal toe is medegedeeld dat het beroep moet worden begrepen "als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 03-530392-09 is ten laste gelegd", waaruit moet worden afgeleid dat hij zich kennelijk niet geschaad heeft gevoeld door 's Hofs beperkte uitleg van het appel.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van acht maanden.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zeven maanden en een week beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 maart 2015.