Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
24 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van 22 september 2010. Het Hof had echter het hoger beroep ten onrechte beperkt tot de veroordeling in de zaak met parketnummer 03-530392-09. De Hoge Raad oordeelt dat uit de appelakte kan worden afgeleid dat het hoger beroep onbeperkt was ingesteld. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof de omvang van het hoger beroep verkeerd heeft geïnterpreteerd, maar dat dit niet leidt tot cassatie omdat de verdachte zelf ook had aangegeven dat het beroep beperkt moest worden opgevat.
Daarnaast klaagt de verdachte dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in de cassatiefase is overschreden. De Hoge Raad oordeelt dat dit inderdaad het geval is, aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden naar zeven maanden en een week. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.