Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, althans dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu aan hem een beroep op noodweer(exces) toekomt. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat aangever [slachtoffer] de verdachte meerdere malen heeft geduwd en hem op enig moment zelfs bij zijn hals/nek heeft gepakt. Daarbij was sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn eigen lijf, waartegen de verdachte zich mocht verdedigen. Zijn reactie bestond hieruit dat hij pepperspray in het gezicht van de aangever heeft gespoten. Dit was volgens de verdediging een vorm van noodweer of noodweerexces.
Het hof overweegt als volgt.
Van noodweer is sprake indien het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Het hof gaat aan de hand van de voorhanden zijnde verklaringen uit van de volgende gang van zaken.
Verdachte stond geparkeerd op het parkeerterrein van camping [A] te Scharendijke.
Verdachte verklaarde dat hij zag dat het portier van de naast hem geparkeerde auto bij het openen het portier van zijn auto raakte. Verdachte constateerde een lichte lakschade aan zijn auto. De veroorzaakster van de beweerde schade, de getuige [betrokkene ], zag naar haar zeggen geen schade, waarop verdachte foto's heeft gemaakt en vervolgens de politie heeft gebeld.
[betrokkene ] vroeg daarop verschillende personen of zij schade konden waarnemen en toen die haar meldden dat zij geen schade waarnamen, is zij op aanraden van omstanders de campingeigenaar, de latere aangever [slachtoffer], gaan raadplegen. Op enig moment is [slachtoffer] naar het parkeerterrein gekomen. Hij stelde ook geen schade waar te nemen. Toen de komst van de politie naar zijn oordeel te lang uitbleef, heeft hij tegen [betrokkene ] gezegd dat ze gewoon kon weggaan.
Verdachte bleef erbij dat de komst van de politie moest worden afgewacht en heeft de politie nogmaals gebeld. Verdachte verhinderde het wegrijden van [betrokkene ] door telkens achter haar auto te gaan staan.
Toen verdachte niet voldeed aan de sommatie van [slachtoffer] om weg te gaan, en te kennen gaf dat hij op de politie wilde wachten, heeft [slachtoffer] hem meerdere keren geduwd om hem bij de auto van [betrokkene ] weg te krijgen en hem daarbij ook vastgepakt en weggetrokken. Verdachte heeft zich daarop losgetrokken en heeft in zijn auto een busje pepperspray gepakt en is vervolgens weer achter de auto van [betrokkene ] gaan staan, om het wegrijden, waartoe [betrokkene ] door [slachtoffer] werd aangezet, te blijven belemmeren. Verdachte heeft vervolgens nogmaals de politie gebeld en om hulp geroepen.
In zoverre komen de verklaringen van de verdachte (blz. 11 t/m 13) en [slachtoffer] (blz. 4-5) over hetgeen is voorgevallen in essentie overeen.
Uit de verklaring van verdachte en [slachtoffer] volgt dat [slachtoffer] daarop heeft getracht verdachte van de parkeerplaats te verwijderen, althans te verwijderen van de plek achter de auto van [betrokkene ], en dat in een reactie daarop verdachte met de pepperspray richting [slachtoffer] heeft gespoten.
Verdachte heeft over het door [slachtoffer] toegepaste geweld verklaard dat [slachtoffer] hem ter hoogte van zijn nek vastpakte, dat hij daardoor geen lucht meer kreeg en hij daarop erg bang werd van [slachtoffer]. 'Het is een grote sterke man en hij had mij goed vast' (blz. 13).
Verdachte heeft daarop de pepperspray uit zijn broekzak gehaald en met de pepperspray in het gezicht van [slachtoffer] gespoten. Daarna is verdachte nog door [slachtoffer] naar de grond getrokken.
[betrokkene ] verklaarde (blz. 20-21) dat zij op enig moment genoeg had van de situatie en toen ze zag dat [slachtoffer] verdachte bij zijn nek pakte nadat hij had uitgeroepen dat verdachte van zijn terrein af moest, is uitgestapt en heeft geroepen: 'ophouden, ik wacht wel, dit gaat fout'. Zij zag vervolgens dat [slachtoffer] de verdachte van het terrein probeerde te duwen, waarbij er over en weer werd geduwd en getrokken. Verdachte heeft daarbij op enig moment iets uit zijn zak gehaald en daarmee iets in het gezicht van [slachtoffer] gespoten.
De verklaring van de verdachte dat hij door de aangever bij zijn nek werd vastgepakt, wordt mede ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] (blz. 17) en door waarneming van verbalisante [verbalisant 2] dat verdachte rode vlekken in de hals had, die volgens haar afdrukken waren van een hand/vingers en dat zij een duidelijke duimafdruk in de hals zag (blz. 32).
Op grond van deze feiten en omstandigheden stelt het hof vast:
- dat [slachtoffer] de verdachte, die zich op het terrein van [slachtoffer] bevond, heeft gesommeerd om zich te verwijderen van de plaats waar deze zich bevond, te weten achter de auto van [betrokkene ];
- dat [slachtoffer], toen de verdachte niet week, met toenemende fysieke drang heeft geprobeerd om de verdachte weg te duwen, maar dat de verdachte telkens terug kwam;
- dat de verdachte, nadat hij door [slachtoffer] was weggetrokken, zich heeft losgetrokken, naar zijn auto is gelopen en daaruit een busje pepperspray heeft gepakt en opnieuw achter de auto van [betrokkene ] is gaan staan;
- dat [slachtoffer] de verdachte wederom heeft vastgepakt en weggeduwd, waarbij hij de verdachte bij de nek heeft gepakt; uit het feit dat de politie rode vlekken en een duimafdruk in de hals van de verdachte heeft gezien, leidt het hof af dat [slachtoffer] met een zekere kracht in de nek heeft geknepen;
- dat de verdachte daarop het busje pepperspray uit zijn broekzak heeft gepakt en spray in het gezicht van [slachtoffer] heeft gespoten.
Het hof is van oordeel dat [slachtoffer], als eigenaar van het terrein, het recht had om van de verdachte te verlangen dat deze zich van het terrein of van een bepaald gedeelte van dat terrein zou verwijderen en voorts dat [slachtoffer], toen de verdachte aan dat verlangen niet voldeed, met een zekere fysieke drang de verdachte mocht trachten te verwijderen. Dat gaf [slachtoffer] echter niet het recht om in de keel van de verdachte te knijpen. In zoverre kan worden gesproken van een wederrechtelijke aanranding van de verdachte door [slachtoffer]. Deze gewelddadige handeling van [slachtoffer] wordt door het hof niet gezien als een poging om de verdachte te wurgen, maar als een te ver doorgeschoten manier om de verdachte te verwijderen.
Toch kan de verdachte zich niet met succes beroepen op handelen in noodweer of noodweerexces.
Daarbij overweegt het hof in de eerste plaats dat de verdachte zich bewust in een situatie heeft begeven waarin hij kon verwachten dat [slachtoffer] met fysieke kracht tegen hem zou optreden. Immers [slachtoffer] had hem, verdachte, al een paar keer weggeduwd of weggetrokken, waartoe [slachtoffer] het recht had, maar verdachte heeft zich vervolgens voorzien van het busje pepperspray en is teruggelopen naar de plaats waar hij van de eigenaar van het terrein niet mocht staan. Dat was provocerend gedrag van de verdachte, die aldus uit was op een confrontatie. Vervolgens heeft [slachtoffer] weliswaar meer fysieke kracht uitgeoefend dan mocht, maar naar het oordeel van het hof was dat geen extreem geweld.
Reeds op deze omstandigheid stuit het beroep op noodweer(exces) af.
In de tweede plaats overweegt het hof dat, zo de verdachte zich al mocht verweren tegen [slachtoffer], hij heeft gekozen voor een middel dat niet in redelijke verhouding staat tot de aanranding. Immers enerzijds bestond de aanranding hierin dat [slachtoffer] de verdachte met enige kracht in de nek kneep bij een hernieuwde poging om de verdachte te doen vertrekken, wat door het hof niet als ernstig geweld wordt aangemerkt bij een op zich zelf legitieme actie, anderzijds bestond het middel hierin dat de verdachte pepperspray in het gezicht en in de ogen van [slachtoffer] heeft gespoten, wat hevige pijn veroorzaakt en schadelijk kan zijn voor de ogen, hetgeen in verhouding veel ernstiger geweld is dan de gedraging van [slachtoffer]. Een beroep op noodweer kan dan niet slagen.
Daarbij is niet aannemelijk geworden dat het gebruik van pepperspray het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging bij de verdachte, veroorzaakt door de aanranding. De verdachte is immers eerst een busje pepperspray gaan pakken in zijn auto, waarna hij is teruggegaan naar de plek waar hij van de eigenaar van het terrein niet mocht staan. Een beroep op noodweerexces slaagt daarom niet.
Het hof verwerpt het verweer."