ECLI:NL:HR:2015:839

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
3 april 2015
Zaaknummer
14/05657
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg overeenkomst en beheerskosten vakantiepark in cassatie

In deze zaak, die op 3 april 2015 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een cassatieberoep ingesteld door eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], tegen de vereniging van eigenaren van het Villapark Livingstone. De zaak betreft de uitleg van een overeenkomst en de beheerskosten van het vakantiepark. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam en een arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage. De Procureur-Generaal heeft het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a lid 1 RO, omdat eisers klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft dit standpunt gevolgd en geoordeeld dat de klachten van eisers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk verklaard, en eisers zijn in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de VvE op nihil zijn begroot. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

3 april 2015
Eerste Kamer
14/05657
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
2. [eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
de vereniging VERENIGING VAN EIGENAREN VAN HET VILLAPARK LIVINGSTONE,
gevestigd te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] c.s. en de VvE.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 1288431 CV EXPL 11-61597 van de kantonrechter te Rotterdam van 5 oktober 2012;
b. het arrest in de zaak 200.122.537/01 van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 29 juli 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen VvE is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3-11).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eisers] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de VvE begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
3 april 2015.