Uitspraak
1.Geding in cassatie
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het door de verdachte ingestelde beroep
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het door de Advocaat-Generaal bij het Hof ingestelde beroep
4.Beslissing
7 april 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van zowel de verdachte als de Advocaat-Generaal bij het Hof in een strafzaak die zich afspeelt in de Antillen. De verdachte, geboren in Aruba, heeft geen tijdig schriftuur ingediend door een raadsman, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid in het beroep. De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft ook een schriftuur ingediend, maar deze is pas na de wettelijke termijn bij de Hoge Raad ingekomen. Dit leidt eveneens tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat beide partijen niet kunnen worden ontvangen in hun beroep, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak is gedaan op 7 april 2015, waarbij de Hoge Raad de zaak heeft beoordeeld en de niet-ontvankelijkheid heeft bevestigd.