Uitspraak
wonende te [woonplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
10 april 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat was ingesteld door de man in een geschil over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.Th.J. van der Klei, had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 6 mei 2014 was gewezen. De vrouw, tegen wie het beroep was ingesteld, was niet verschenen en had geen bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het arrest van het hof. De Procureur-Generaal had in zijn standpunt aangegeven dat de man niet-ontvankelijk verklaard diende te worden op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), omdat de man klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. De advocaat van de man heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de man waren aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende belang bij het instellen van cassatie en de toepassing van artikel 80a RO in civiele zaken, met name in het personen- en familierecht.