2.2.2.Deze bewezenverklaring steunt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - op de volgende bewijsmiddelen:
"19. Het relaas van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie, voor zover inhoudende als volgt:
Op 11 mei 2010 werd verdachte [verdachte] ter zake gehoord.
Het verhoor is in onderstaande samenvattende vorm doorgenomen met de verdachte (het hof leest hierna telkens waar verdachte staat: [verdachte]):
[verdachte] werd door [betrokkene 3] gevraagd of hij een kantoorpand voor een man, genaamd [medeverdachte 2], ter beschikking had. [verdachte] gaf aan dat hij dit inderdaad wel had, en [betrokkene 3] zei tegen [verdachte] dat hij in de [a-straat] te Tilburg een pand leeg had staan en dat dit mogelijk iets voor [medeverdachte 2] kon zijn. Hierop gaf [verdachte] aan dat hij dit pand inderdaad beschikbaar had en dat [medeverdachte 2] er gebruik van kon maken.
([verdachte] geeft bij nalezen verklaring aan dat [medeverdachte 2] het pand ook daadwerkelijk wilde huren. Later werd duidelijk dat hij maar 3 à 4 keer gebruik zou maken van het pand).
[verdachte] hoorde dat [medeverdachte 2] op dat moment zei dat hij het pand maar 3 à 4 keer wilde gebruiken en dat [verdachte] er een jaar aan huur voor zou ontvangen. [verdachte] geeft aan dat een jaar huur ongeveer 60.000 euro zou betreffen.
[verdachte] vroeg aan [medeverdachte 2] wat hij in het pand zou gaan doen als hij er zo'n groot bedrag voor zou krijgen. [verdachte] hoorde dat het pand ingericht zou worden als kantoor en dat er alleen zaken gedaan zouden worden met grote bedragen. [verdachte] hoorde dat [medeverdachte 2] en [betrokkene 3] zeiden dat het om deals betreffende zwart geld zou gaan en dat het per keer om bedragen groter dan een ton, lees 100.000 euro zou gaan. [verdachte] zei tevens dat hij op dat moment wist dat het een niet frisse zaak zou betreffen. [verdachte] heeft de sleutel van de [a-straat 1] te Tilburg bij [betrokkene 3] achtergelaten. Vervolgens heeft hij met [betrokkene 3] de afspraak gemaakt dat hij [verdachte] op de hoogte zou stellen als zij gebruik van het pand aan de [a-straat 1] te Tilburg gingen maken.
Op een gegeven moment, dat was rond 2 à 3 weken voordat de overval plaats vond, kreeg [verdachte] van [betrokkene 3] het verzoek om even bij hem langs te komen. Toen [verdachte] bij [betrokkene 3] arriveerde, was [betrokkene 3] alleen. [betrokkene 3] vertelde [verdachte] dat [medeverdachte 2] donderdag de gehele dag het kantoorpand nodig had, om het pand in te richten. Het zou dan donderdag 21 januari 2010 betreffen. Het was [betrokkene 3] die dit aan hem vroeg. [verdachte] stemde hiermee in.
De deal zou op dinsdag 26 januari 2010 plaatsvinden.
In de tussentijd heeft [verdachte] nog contact met een makelaar gehad om hem duidelijk te maken dat hij niet op maandag of dinsdag een bezichtiging kon doen.
[verdachte] kreeg die dinsdag 26 januari 2010 van [betrokkene 3] te horen dat de deal niet was doorgegaan en dat ze het naar de woensdag 27 januari 2010 hadden verplaatst.
[verdachte] heeft toen aan [betrokkene 3] aangegeven dat dit niet kon. Hij heeft toen tegen [betrokkene 3] gezegd dat ze dan naar de donderdag of de vrijdag moesten verplaatsen. De reden dat de deal niet was doorgegaan was, dat de chauffeur van de vrachtauto van de Duitsers, kennelijk wagenpech zou hebben gehad. Zodoende werd alles naar een andere dag na woensdag verplaatst.
[verdachte] verklaarde vervolgens dat hij op donderdag 28 januari 2010 door [betrokkene 2] werd gebeld. [betrokkene 2] vertelde hem dat de deal in de [a-straat] was fout gelopen. [verdachte] verklaart dat hij die avond bij [betrokkene 2] thuis, een gesprek met [betrokkene 2] heeft. Hierin vertelt [betrokkene 2] hem dat bij hetgeen er in de [a-straat] te Tilburg is gebeurd, zijn auto is gebruikt, een rode Combo.
Later hoort [verdachte] van [medeverdachte 2] dat de rode Combo inderdaad bij de mislukte deal in de [a-straat] is gebruikt en dat [medeverdachte 2] de Combo toen in een zijstraat van de [a-straat] heeft geparkeerd.
[verdachte] geeft aan dat hij van [medeverdachte 2] te horen had gekregen dat [medeverdachte 2] op het moment van de overval in het pand aan de [a-straat 1] te Tilburg aanwezig is geweest en dat hij klappen heeft gehad.
Daarnaast verklaarde [verdachte] dat [medeverdachte 2] tegen hem heeft verteld dat [medeverdachte 2] gewapend was met een vuurwapen op het moment van de overval in de [a-straat] en dat hij altijd een wapen bij zich draagt. Ook geeft [verdachte] aan dat [medeverdachte 2] heeft gezegd dat er door [medeverdachte 2] en de zijnen met een spray is gespoten. [medeverdachte 2] heeft niet verteld wat voor soort spray het was maar wel dat de aanwezigen met hun handen naar hun ogen gingen om dat de spray in hun ogen brandde.
[verdachte] verklaart dat hij van [medeverdachte 2] begrepen heeft dat er een secretaresse, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], op het moment van de overval in de [a-straat 1] te Tilburg aanwezig waren. De secretaresse zorgde voor de koffie, en [medeverdachte 1] was het zakelijke type waar men zaken mee kon doen.
20. een proces-verbaal terechtzitting van de rechtbank Breda in de strafzaak tegen [verdachte] (verdachte) onder parketnummer 02/800551-10, van 10 november 2011, voor zover inhoudende:
als verklaring van de verdachte:
Ik heb mijn pand verhuurd. Mijn huurder zou [medeverdachte 2] zijn en mijn contactpersoon [betrokkene 3]. Hij zei dat [medeverdachte 2] een pand nodig had waar hij 3 à 4 keer gebruik van wilde maken voor transacties met grote bedragen. Het klopt dat het steeds om een ton of meer zou gaan, zoals ik bij de politie verklaarde.
Het klopt dat de deal eerst op 26 januari 2010 plaats zou vinden. Ik hoorde 's avonds van [betrokkene 3] dat het niet doorging. Het bericht was dat de mannen uit Duitsland waren gestrand en die dag niet aanwezig konden zijn. Ze hadden panne met de vrachtwagen.
21. Het relaas van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie, voor zover inhoudende als volgt:
Op 10 mei 2010 werd verdachte [verdachte] gehoord.
Het verhoor is in onderstaande samenvattende vorm doorgenomen met de verdachte (het hof leest hierna telkens waar verdachte staat: [verdachte]):
Het pand aan de [a-straat] stond leeg. De vriend van [betrokkene 4], [medeverdachte 2], wilde een kantoorpand huren. 60.000,-- ex btw exclusief was de afspraak.
22. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, zakelijk weergegeven als volgt:
Met [betrokkene 3] had ik de afspraak gemaakt dat het pand aan de [a-straat] als een gewoon kantoorpand zou worden gebruikt. Het pand zou in een nette staat weer worden opgeleverd.
23. Het relaas van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden brigadier van politie, voor zover inhoudende als volgt:
Op 7 juni 2010 werd verdachte [betrokkene 3] ter zake gehoord.
De verdachte [betrokkene 3] (het hof leest hierna telkens waar verdachte staat: [betrokkene 3]) verklaarde samengevat het navolgende:
Een kamper, genaamd [medeverdachte 2], kwam regelmatig bij [betrokkene 3] langs. [verdachte] kwam ook regelmatig bij [betrokkene 3] langs.
[betrokkene 3] wist dat [verdachte] pandjes had en vroeg hem of hij wat voor [medeverdachte 2] kon betekenen. Later moest [medeverdachte 2] ook een kantoor hebben. Ook hiervoor heeft [medeverdachte 2] een pand bij [verdachte] geregeld.
Toen [medeverdachte 2] een keer bij [betrokkene 3] langs kwam, was er ook een jongen, ene [betrokkene 2]. [medeverdachte 2] vroeg [betrokkene 2] of hij zijn auto, een rode Combo, niet wilde verkopen. [betrokkene 2] vond dat goed en hij verkocht de auto aan [medeverdachte 2].
[verdachte] kwam op een gegeven moment met zijn sleutels van de panden voor [medeverdachte 2] aan. [medeverdachte 2] vroeg op een gegeven moment [betrokkene 3] om mee naar het pand te gaan. Toen [betrokkene 3] bij het pand kwam was het inmiddels ingericht als kantoor. [betrokkene 3] moest kijken of het er zo netjes uitzag. [betrokkene 3] zei tegen [medeverdachte 2] dat hij het wat meer moest inrichten. [medeverdachte 2] gaf aan dat hij nog wat plantjes ging kopen.
[medeverdachte 2] zei tegen [betrokkene 3] dat de zaken niet door zouden gaan op de 26ste en dat dit zou worden verschoven. [betrokkene 3] heeft dit aan [verdachte] doorgegeven.
[medeverdachte 2] vroeg toen [betrokkene 3] om de 27ste mee te gaan om alles op te ruimen. [betrokkene 3] is mee naar het pand gegaan om spullen boven op zolder te zetten. [medeverdachte 2] zei dat hij ze zelf wel weer beneden zou zetten. [betrokkene 3] zegt dat ze toen met die eerder genoemde rode Combo zijn gegaan.
24. Het relaas van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden brigadier van politie, voor zover inhoudende als volgt:
Op 7 juni 2010 werd verdachte
[betrokkene 3] ter zake gehoord.
De verdachte [betrokkene 3] (het hof leest hierna telkens waar verdachte staat: [betrokkene 3]) verklaarde samengevat het navolgende:
[betrokkene 3] geeft aan dat hij een keer vaker in het pand aan de [a-straat] is geweest, dan in zijn vorige verklaring staat. Die betreffende keer belde [verdachte] [betrokkene 3] toevallig op. [medeverdachte 2] en [betrokkene 3] reden toen samen in een auto, de Combo. [betrokkene 3] gaf de telefoon gelijk aan [medeverdachte 2]. Hij wist dat [verdachte] toch voor [medeverdachte 2] belde. [betrokkene 3] werd namelijk gebruikt als contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 2]. Die belden elkaar nooit, maar contact liep via [betrokkene 3].
[betrokkene 3] en [medeverdachte 2] waren toen op weg naar Waalwijk. [verdachte] belde dat [medeverdachte 2] de cv van het pand aan de [a-straat] lager moest zetten. Na Waalwijk zijn [betrokkene 3] en [medeverdachte 2] samen naar het pand in Tilburg gereden. Waren met zijn tweeën. [betrokkene 3] is toen in de auto blijven zitten. Dit was een paar dagen voordat [medeverdachte 2] [betrokkene 3] meevroeg om meubelen mee te sjouwen. Twee, drie dagen voor de overval. [betrokkene 3] verklaart dat hij in totaal twee keer bij het pand is geweest.
[betrokkene 3] geeft aan dat hij [medeverdachte 1] (het hof begrijpt, gelet op zijn eerdere verklaring:) [medeverdachte 1] had leren kennen voor de overval. Hij was wel eens bij [betrokkene 3] geweest.
Een paar dagen na de overval zag [betrokkene 3] [medeverdachte 1] weer. [medeverdachte 1] vertelde [betrokkene 3] dat hij bij de overval was geweest en dat hij enorm was geschrokken. Hij was bang dat het slecht met hem af zou lopen en dat hij na de overval was gevlucht via de achterzijde."
2.2.3.Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Door de raadsman van verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het bewezenverklaarde vrijspraak bepleit. Daartoe is het volgende aangevoerd.
A. het (voorwaardelijk) opzet op het gronddelict is niet aanwezig, nu verdachte meermaals heeft verklaard dat hij een fraudedelict 'beoogde' en pas na het delict wetenschap kreeg van een ripdeal/diefstal met geweld;
B. voorts is geen bewijs voorhanden dat de stelling kan ondersteunen dat verdachte daarvan wel wetenschap had; de verklaring van Schuurman is namelijk op zichzelf staand, niet specifiek en op bepaalde punten innerlijk tegenstrijdig; voorts dient zijn verklaring als kennelijk leugenachtig dan wel onbetrouwbaar te worden betiteld en daarom te worden uitgesloten van het bewijs;
(...)
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte heeft aan medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] tegen betaling een kantoorruimte in een representatief pand ter beschikking gesteld, wetend dat die ruimte voor strafbare gedragingen zou worden gebruikt. Zijn bewering dat hij meende dat het uitsluitend zou gaan om fiscale delicten verwerpt het hof als ongeloofwaardig. De bedoeling was immers dat een normale, en ook solide, bedrijvigheid zou worden voorgewend - niet door het voeren van boekhouding, zoals zou mogen worden verwacht wanneer het inderdaad de fiscus was, die moest worden misleid, maar door het wekken van een schijn van degelijkheid. Het was er onmiskenbaar om te doen dat een derde partij zou geloven dat in het betreffende pand een betrouwbare onderneming was gevestigd.
Verdachte heeft verder verklaard dat hem na korte tijd duidelijk werd dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het pand maar enkele malen - en telkens slechts een dag lang - nodig zouden hebben. Desalniettemin zou daarvoor het exorbitant hoge bedrag van 60.000 euro, exclusief btw worden betaald, ongeveer de huur die het pand in een jaar moest opbrengen. Het zou de bedoeling zijn dat in het pand zaken werden gedaan met grote bedragen aan zwart geld, telkens groter dan 100.000 euro. Hij, verdachte, zou daar verder niet naar hebben willen vragen.
Achteraf is gebleken dat het een zogenaamde ripdeal betrof: de slachtoffers werd voorgespiegeld dat een grote partij koper zou kunnen worden verkregen, tegen betaling van 100.000 euro cash; dit geld werd hen, volgens plan, met geweld ontfutseld, in het door verdachte ter beschikking gestelde pand. De verdachte heeft bestreden dat hij dit heeft moeten voorzien.
Zoals hiervoor al uiteengezet acht het hof zijn bewering, dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het slechts om zwarte transacties ging, ongeloofwaardig. Het kan niet anders of hij moet hebben begrepen dat een derde partij (de personen die het aangeboden koper wilden kopen) zou worden misleid door het optuigen van een pseudo-kantoor. Het zou om veel geld gaan. Voor het verrichten van transacties - ook al zijn zij zwart - is geen kantoor nodig, dat kan bij wijze van spreken ook op straat. Het kan naar het oordeel van het Hof dan ook niet anders zijn dan dat verdachte - die zelf zakenman is - heeft begrepen dat de eerder genoemde derde partij tegen haar zin van haar (zwarte) geld zou worden ontdaan. Gelet op het hoge bedrag, waarom het zou gaan, en de ervaringsregel dat men zich meestal niet zonder verzet van zijn geld laat ontdoen, kan het ook niet anders dan dat verdachte er ernstig rekening mee heeft gehouden dat op zijn minst sprake zou zijn van afdreiging met gebruik van wapens. Het kan ook niet anders dan dat hij zich er bewust van is geweest dat bij afdreiging met wapens, wanneer verzet wordt geboden, een aanmerkelijke kans bestaat dat dit leidt tot daadwerkelijk geweld, met alle risico's van dien. Dit is precies wat zich uiteindelijk heeft voorgedaan.
Dat verdachte zich van voornoemde risico's bewust was wordt naar het oordeel van het hof bevestigd door de hoogte van de hem in het vooruitzicht gestelde beloning; en niet voor niets heeft hij, zoals hij zelf heeft verklaard, met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] afgesproken dat het pand na gebruik in nette toestand zou worden teruggeleverd - er bestond aanleiding om te vrezen dat opruimen/schoonmaken (na een enkele dag gebruik!) nodig zou zijn.
Aldus handelend heeft verdachte zich naar het oordeel van het hof willens en wetens bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat tegen de slachtoffers ernstig (wapen-)geweld zou worden gebruikt."