ECLI:NL:HR:2015:949

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
14/01111
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplichtigheid aan diefstal met geweld en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan een gewapende diefstal, waarbij hij opzettelijk gelegenheid zou hebben verschaft tot het plegen van het misdrijf. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte op de hoogte was van de criminele activiteiten die in het door hem verhuurde pand plaatsvonden, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om het opzet van de verdachte op de diefstal met geweld te onderbouwen. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige bewijsvoering bij het aannemen van opzet in strafzaken, vooral in gevallen van medeplichtigheid aan ernstige misdrijven. De Hoge Raad concludeerde dat de omstandigheden die door het Hof waren aangevoerd niet voldoende waren om te concluderen dat de verdachte opzet had op de diefstal met geweld, en dat de bewezenverklaring onvoldoende gemotiveerd was.

Uitspraak

14 april 2015
Strafkamer
nr. S 14/01111
EC/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 februari 2014, nummer 20/004509-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat het bewezenverklaarde opzet op medeplichtigheid aan het in vereniging plegen van diefstal met geweld niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"[medeverdachte 1] op 28 januari 2010 te Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 100.000 euro toebehorende aan [slachtoffer] en anderen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] en anderen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat [medeverdachte 1] en zijn mededaders,
- die [slachtoffer] met een vuurwapen hebben beschoten en
- die [slachtoffer] en voornoemde een of meer anderen hebben bespoten met pepperspray,
zulks terwijl voornoemd feit voor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (schotwond in het hoofd en verlies van een oog) tot gevolg heeft gehad tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de maanden december 2009 en januari 2010, te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door
- het pand en de sleutels van het pand gelegen aan de [a-straat 1] te Tilburg ter beschikking te stellen."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - op de volgende bewijsmiddelen:
"19. Het relaas van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie, voor zover inhoudende als volgt:
Op 11 mei 2010 werd verdachte [verdachte] ter zake gehoord.
Het verhoor is in onderstaande samenvattende vorm doorgenomen met de verdachte (het hof leest hierna telkens waar verdachte staat: [verdachte]):
[verdachte] werd door [betrokkene 3] gevraagd of hij een kantoorpand voor een man, genaamd [medeverdachte 2], ter beschikking had. [verdachte] gaf aan dat hij dit inderdaad wel had, en [betrokkene 3] zei tegen [verdachte] dat hij in de [a-straat] te Tilburg een pand leeg had staan en dat dit mogelijk iets voor [medeverdachte 2] kon zijn. Hierop gaf [verdachte] aan dat hij dit pand inderdaad beschikbaar had en dat [medeverdachte 2] er gebruik van kon maken.
([verdachte] geeft bij nalezen verklaring aan dat [medeverdachte 2] het pand ook daadwerkelijk wilde huren. Later werd duidelijk dat hij maar 3 à 4 keer gebruik zou maken van het pand).
[verdachte] hoorde dat [medeverdachte 2] op dat moment zei dat hij het pand maar 3 à 4 keer wilde gebruiken en dat [verdachte] er een jaar aan huur voor zou ontvangen. [verdachte] geeft aan dat een jaar huur ongeveer 60.000 euro zou betreffen.
[verdachte] vroeg aan [medeverdachte 2] wat hij in het pand zou gaan doen als hij er zo'n groot bedrag voor zou krijgen. [verdachte] hoorde dat het pand ingericht zou worden als kantoor en dat er alleen zaken gedaan zouden worden met grote bedragen. [verdachte] hoorde dat [medeverdachte 2] en [betrokkene 3] zeiden dat het om deals betreffende zwart geld zou gaan en dat het per keer om bedragen groter dan een ton, lees 100.000 euro zou gaan. [verdachte] zei tevens dat hij op dat moment wist dat het een niet frisse zaak zou betreffen. [verdachte] heeft de sleutel van de [a-straat 1] te Tilburg bij [betrokkene 3] achtergelaten. Vervolgens heeft hij met [betrokkene 3] de afspraak gemaakt dat hij [verdachte] op de hoogte zou stellen als zij gebruik van het pand aan de [a-straat 1] te Tilburg gingen maken.
Op een gegeven moment, dat was rond 2 à 3 weken voordat de overval plaats vond, kreeg [verdachte] van [betrokkene 3] het verzoek om even bij hem langs te komen. Toen [verdachte] bij [betrokkene 3] arriveerde, was [betrokkene 3] alleen. [betrokkene 3] vertelde [verdachte] dat [medeverdachte 2] donderdag de gehele dag het kantoorpand nodig had, om het pand in te richten. Het zou dan donderdag 21 januari 2010 betreffen. Het was [betrokkene 3] die dit aan hem vroeg. [verdachte] stemde hiermee in.
De deal zou op dinsdag 26 januari 2010 plaatsvinden.
In de tussentijd heeft [verdachte] nog contact met een makelaar gehad om hem duidelijk te maken dat hij niet op maandag of dinsdag een bezichtiging kon doen.
[verdachte] kreeg die dinsdag 26 januari 2010 van [betrokkene 3] te horen dat de deal niet was doorgegaan en dat ze het naar de woensdag 27 januari 2010 hadden verplaatst.
[verdachte] heeft toen aan [betrokkene 3] aangegeven dat dit niet kon. Hij heeft toen tegen [betrokkene 3] gezegd dat ze dan naar de donderdag of de vrijdag moesten verplaatsen. De reden dat de deal niet was doorgegaan was, dat de chauffeur van de vrachtauto van de Duitsers, kennelijk wagenpech zou hebben gehad. Zodoende werd alles naar een andere dag na woensdag verplaatst.
[verdachte] verklaarde vervolgens dat hij op donderdag 28 januari 2010 door [betrokkene 2] werd gebeld. [betrokkene 2] vertelde hem dat de deal in de [a-straat] was fout gelopen. [verdachte] verklaart dat hij die avond bij [betrokkene 2] thuis, een gesprek met [betrokkene 2] heeft. Hierin vertelt [betrokkene 2] hem dat bij hetgeen er in de [a-straat] te Tilburg is gebeurd, zijn auto is gebruikt, een rode Combo.
Later hoort [verdachte] van [medeverdachte 2] dat de rode Combo inderdaad bij de mislukte deal in de [a-straat] is gebruikt en dat [medeverdachte 2] de Combo toen in een zijstraat van de [a-straat] heeft geparkeerd.
[verdachte] geeft aan dat hij van [medeverdachte 2] te horen had gekregen dat [medeverdachte 2] op het moment van de overval in het pand aan de [a-straat 1] te Tilburg aanwezig is geweest en dat hij klappen heeft gehad.
Daarnaast verklaarde [verdachte] dat [medeverdachte 2] tegen hem heeft verteld dat [medeverdachte 2] gewapend was met een vuurwapen op het moment van de overval in de [a-straat] en dat hij altijd een wapen bij zich draagt. Ook geeft [verdachte] aan dat [medeverdachte 2] heeft gezegd dat er door [medeverdachte 2] en de zijnen met een spray is gespoten. [medeverdachte 2] heeft niet verteld wat voor soort spray het was maar wel dat de aanwezigen met hun handen naar hun ogen gingen om dat de spray in hun ogen brandde.
[verdachte] verklaart dat hij van [medeverdachte 2] begrepen heeft dat er een secretaresse, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], op het moment van de overval in de [a-straat 1] te Tilburg aanwezig waren. De secretaresse zorgde voor de koffie, en [medeverdachte 1] was het zakelijke type waar men zaken mee kon doen.
20. een proces-verbaal terechtzitting van de rechtbank Breda in de strafzaak tegen [verdachte] (verdachte) onder parketnummer 02/800551-10, van 10 november 2011, voor zover inhoudende:
als verklaring van de verdachte:
Ik heb mijn pand verhuurd. Mijn huurder zou [medeverdachte 2] zijn en mijn contactpersoon [betrokkene 3]. Hij zei dat [medeverdachte 2] een pand nodig had waar hij 3 à 4 keer gebruik van wilde maken voor transacties met grote bedragen. Het klopt dat het steeds om een ton of meer zou gaan, zoals ik bij de politie verklaarde.
Het klopt dat de deal eerst op 26 januari 2010 plaats zou vinden. Ik hoorde 's avonds van [betrokkene 3] dat het niet doorging. Het bericht was dat de mannen uit Duitsland waren gestrand en die dag niet aanwezig konden zijn. Ze hadden panne met de vrachtwagen.
21. Het relaas van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie, voor zover inhoudende als volgt:
Op 10 mei 2010 werd verdachte [verdachte] gehoord.
Het verhoor is in onderstaande samenvattende vorm doorgenomen met de verdachte (het hof leest hierna telkens waar verdachte staat: [verdachte]):
Het pand aan de [a-straat] stond leeg. De vriend van [betrokkene 4], [medeverdachte 2], wilde een kantoorpand huren. 60.000,-- ex btw exclusief was de afspraak.
22. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, zakelijk weergegeven als volgt:
Met [betrokkene 3] had ik de afspraak gemaakt dat het pand aan de [a-straat] als een gewoon kantoorpand zou worden gebruikt. Het pand zou in een nette staat weer worden opgeleverd.
23. Het relaas van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden brigadier van politie, voor zover inhoudende als volgt:
Op 7 juni 2010 werd verdachte [betrokkene 3] ter zake gehoord.
De verdachte [betrokkene 3] (het hof leest hierna telkens waar verdachte staat: [betrokkene 3]) verklaarde samengevat het navolgende:
Een kamper, genaamd [medeverdachte 2], kwam regelmatig bij [betrokkene 3] langs. [verdachte] kwam ook regelmatig bij [betrokkene 3] langs.
[betrokkene 3] wist dat [verdachte] pandjes had en vroeg hem of hij wat voor [medeverdachte 2] kon betekenen. Later moest [medeverdachte 2] ook een kantoor hebben. Ook hiervoor heeft [medeverdachte 2] een pand bij [verdachte] geregeld.
Toen [medeverdachte 2] een keer bij [betrokkene 3] langs kwam, was er ook een jongen, ene [betrokkene 2]. [medeverdachte 2] vroeg [betrokkene 2] of hij zijn auto, een rode Combo, niet wilde verkopen. [betrokkene 2] vond dat goed en hij verkocht de auto aan [medeverdachte 2].
[verdachte] kwam op een gegeven moment met zijn sleutels van de panden voor [medeverdachte 2] aan. [medeverdachte 2] vroeg op een gegeven moment [betrokkene 3] om mee naar het pand te gaan. Toen [betrokkene 3] bij het pand kwam was het inmiddels ingericht als kantoor. [betrokkene 3] moest kijken of het er zo netjes uitzag. [betrokkene 3] zei tegen [medeverdachte 2] dat hij het wat meer moest inrichten. [medeverdachte 2] gaf aan dat hij nog wat plantjes ging kopen.
[medeverdachte 2] zei tegen [betrokkene 3] dat de zaken niet door zouden gaan op de 26ste en dat dit zou worden verschoven. [betrokkene 3] heeft dit aan [verdachte] doorgegeven.
[medeverdachte 2] vroeg toen [betrokkene 3] om de 27ste mee te gaan om alles op te ruimen. [betrokkene 3] is mee naar het pand gegaan om spullen boven op zolder te zetten. [medeverdachte 2] zei dat hij ze zelf wel weer beneden zou zetten. [betrokkene 3] zegt dat ze toen met die eerder genoemde rode Combo zijn gegaan.
24. Het relaas van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden brigadier van politie, voor zover inhoudende als volgt:
Op 7 juni 2010 werd verdachte
[betrokkene 3] ter zake gehoord.
De verdachte [betrokkene 3] (het hof leest hierna telkens waar verdachte staat: [betrokkene 3]) verklaarde samengevat het navolgende:
[betrokkene 3] geeft aan dat hij een keer vaker in het pand aan de [a-straat] is geweest, dan in zijn vorige verklaring staat. Die betreffende keer belde [verdachte] [betrokkene 3] toevallig op. [medeverdachte 2] en [betrokkene 3] reden toen samen in een auto, de Combo. [betrokkene 3] gaf de telefoon gelijk aan [medeverdachte 2]. Hij wist dat [verdachte] toch voor [medeverdachte 2] belde. [betrokkene 3] werd namelijk gebruikt als contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 2]. Die belden elkaar nooit, maar contact liep via [betrokkene 3].
[betrokkene 3] en [medeverdachte 2] waren toen op weg naar Waalwijk. [verdachte] belde dat [medeverdachte 2] de cv van het pand aan de [a-straat] lager moest zetten. Na Waalwijk zijn [betrokkene 3] en [medeverdachte 2] samen naar het pand in Tilburg gereden. Waren met zijn tweeën. [betrokkene 3] is toen in de auto blijven zitten. Dit was een paar dagen voordat [medeverdachte 2] [betrokkene 3] meevroeg om meubelen mee te sjouwen. Twee, drie dagen voor de overval. [betrokkene 3] verklaart dat hij in totaal twee keer bij het pand is geweest.
[betrokkene 3] geeft aan dat hij [medeverdachte 1] (het hof begrijpt, gelet op zijn eerdere verklaring:) [medeverdachte 1] had leren kennen voor de overval. Hij was wel eens bij [betrokkene 3] geweest.
Een paar dagen na de overval zag [betrokkene 3] [medeverdachte 1] weer. [medeverdachte 1] vertelde [betrokkene 3] dat hij bij de overval was geweest en dat hij enorm was geschrokken. Hij was bang dat het slecht met hem af zou lopen en dat hij na de overval was gevlucht via de achterzijde."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Door de raadsman van verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het bewezenverklaarde vrijspraak bepleit. Daartoe is het volgende aangevoerd.
A. het (voorwaardelijk) opzet op het gronddelict is niet aanwezig, nu verdachte meermaals heeft verklaard dat hij een fraudedelict 'beoogde' en pas na het delict wetenschap kreeg van een ripdeal/diefstal met geweld;
B. voorts is geen bewijs voorhanden dat de stelling kan ondersteunen dat verdachte daarvan wel wetenschap had; de verklaring van Schuurman is namelijk op zichzelf staand, niet specifiek en op bepaalde punten innerlijk tegenstrijdig; voorts dient zijn verklaring als kennelijk leugenachtig dan wel onbetrouwbaar te worden betiteld en daarom te worden uitgesloten van het bewijs;
(...)
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte heeft aan medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] tegen betaling een kantoorruimte in een representatief pand ter beschikking gesteld, wetend dat die ruimte voor strafbare gedragingen zou worden gebruikt. Zijn bewering dat hij meende dat het uitsluitend zou gaan om fiscale delicten verwerpt het hof als ongeloofwaardig. De bedoeling was immers dat een normale, en ook solide, bedrijvigheid zou worden voorgewend - niet door het voeren van boekhouding, zoals zou mogen worden verwacht wanneer het inderdaad de fiscus was, die moest worden misleid, maar door het wekken van een schijn van degelijkheid. Het was er onmiskenbaar om te doen dat een derde partij zou geloven dat in het betreffende pand een betrouwbare onderneming was gevestigd.
Verdachte heeft verder verklaard dat hem na korte tijd duidelijk werd dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het pand maar enkele malen - en telkens slechts een dag lang - nodig zouden hebben. Desalniettemin zou daarvoor het exorbitant hoge bedrag van 60.000 euro, exclusief btw worden betaald, ongeveer de huur die het pand in een jaar moest opbrengen. Het zou de bedoeling zijn dat in het pand zaken werden gedaan met grote bedragen aan zwart geld, telkens groter dan 100.000 euro. Hij, verdachte, zou daar verder niet naar hebben willen vragen.
Achteraf is gebleken dat het een zogenaamde ripdeal betrof: de slachtoffers werd voorgespiegeld dat een grote partij koper zou kunnen worden verkregen, tegen betaling van 100.000 euro cash; dit geld werd hen, volgens plan, met geweld ontfutseld, in het door verdachte ter beschikking gestelde pand. De verdachte heeft bestreden dat hij dit heeft moeten voorzien.
Zoals hiervoor al uiteengezet acht het hof zijn bewering, dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het slechts om zwarte transacties ging, ongeloofwaardig. Het kan niet anders of hij moet hebben begrepen dat een derde partij (de personen die het aangeboden koper wilden kopen) zou worden misleid door het optuigen van een pseudo-kantoor. Het zou om veel geld gaan. Voor het verrichten van transacties - ook al zijn zij zwart - is geen kantoor nodig, dat kan bij wijze van spreken ook op straat. Het kan naar het oordeel van het Hof dan ook niet anders zijn dan dat verdachte - die zelf zakenman is - heeft begrepen dat de eerder genoemde derde partij tegen haar zin van haar (zwarte) geld zou worden ontdaan. Gelet op het hoge bedrag, waarom het zou gaan, en de ervaringsregel dat men zich meestal niet zonder verzet van zijn geld laat ontdoen, kan het ook niet anders dan dat verdachte er ernstig rekening mee heeft gehouden dat op zijn minst sprake zou zijn van afdreiging met gebruik van wapens. Het kan ook niet anders dan dat hij zich er bewust van is geweest dat bij afdreiging met wapens, wanneer verzet wordt geboden, een aanmerkelijke kans bestaat dat dit leidt tot daadwerkelijk geweld, met alle risico's van dien. Dit is precies wat zich uiteindelijk heeft voorgedaan.
Dat verdachte zich van voornoemde risico's bewust was wordt naar het oordeel van het hof bevestigd door de hoogte van de hem in het vooruitzicht gestelde beloning; en niet voor niets heeft hij, zoals hij zelf heeft verklaard, met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] afgesproken dat het pand na gebruik in nette toestand zou worden teruggeleverd - er bestond aanleiding om te vrezen dat opruimen/schoonmaken (na een enkele dag gebruik!) nodig zou zijn.
Aldus handelend heeft verdachte zich naar het oordeel van het hof willens en wetens bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat tegen de slachtoffers ernstig (wapen-)geweld zou worden gebruikt."
2.3.
Het Hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot het plegen van een misdrijf, te weten een roofoverval in een door de verdachte aan de daders verhuurd kantoorpand. Vereist is dat niet alleen wordt bewezen dat verdachtes opzet was gericht op het verschaffen van gelegenheid als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 2˚, Sr, doch tevens dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het door de dader(s) gepleegde misdrijf.
2.4.
Dat de verdachte, zoals is bewezenverklaard, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot het in de bewezenverklaring genoemde misdrijf kan niet zonder meer uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. Anders dan het Hof heeft geoordeeld, vormen de in de nadere bewijsoverweging genoemde feiten en omstandigheden (kort gezegd: het moeten hebben begrepen dat derden zouden worden misleid en ernstig ermee rekening hebben moeten houden dat sprake zou zijn van afdreiging met wapens) onvoldoende grond voor het aannemen van dat opzet op diefstal met geweld. De bewezenverklaring is dus ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 april 2015.