Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
3.De conclusie van de Advocaat-Generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Slotsom
6.Beslissing
5 januari 2016.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Hoge Raad
Op 5 januari 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Limburg. De aanvrager, geboren in 1983, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat niet de aanvrager, maar zijn tweelingbroer de feiten had gepleegd. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga concludeerde dat de aanvraag gegrond was en dat de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch moest worden verwezen voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een gegeven als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat er nieuwe informatie was die niet bekend was tijdens de oorspronkelijke rechtszaak. Dit nieuwe gegeven wekte het ernstige vermoeden dat, indien deze informatie bekend was geweest, de Politierechter de aanvrager zou hebben vrijgesproken. De aanvraag tot herziening werd gegrond verklaard, en de Hoge Raad beval de opschorting van de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis.
De zaak werd vervolgens verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling, waarbij de relevante juridische bepalingen in acht genomen moesten worden. Dit arrest benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de mogelijkheid tot herziening in gevallen van persoonsverwisseling.