ECLI:NL:HR:2016:111

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
14/05705
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van een minderjarige aan het opzicht van de moeder en de beoordeling van beslissende invloed

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, de vader van een minderjarige dochter, werd beschuldigd van het onttrekken van zijn kind aan het opzicht van de moeder, in strijd met artikel 279, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft zijn dochter, geboren in 2011, in de periode van 25 april 2013 tot en met 6 juli 2013 in Mostar onder zich gehouden, ondanks een rechterlijk bevel van de Rechtbank Amsterdam om het kind aan de moeder af te geven. De verdachte weigerde dit bevel uit te voeren omdat hij de beslissing van de rechter in Mostar wilde afwachten.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de verdachte zijn dochter had onttrokken aan het opzicht van de moeder. De Hoge Raad bevestigde dat de verdachte op de hoogte was van de beschikking van de rechtbank en dat hij opzettelijk had nagelaten om aan het bevel te voldoen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De beslissing van het Hof werd als voldoende gemotiveerd beschouwd, en de Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte.

De zaak benadrukt de juridische implicaties van het onttrekken van een minderjarige aan het gezag van de ouder die het wettelijk gezag uitoefent, en de verantwoordelijkheden die ouders hebben ten aanzien van rechterlijke beslissingen over hun kinderen.

Uitspraak

26 januari 2016
Strafkamer
nr. S 14/05705
IF/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 oktober 2014, nummer 23/000592-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [de benadeelde partij] heeft mr. A.D. Kupelian, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend die evenwel geen middel van cassatie bevat als in de wet bedoeld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1.
Ten laste van de verdachte is - overeenkomstig de tenlastelegging - bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 25 april 2013 tot en met 6 juli 2013 te Mostar, opzettelijk een minderjarige, te weten [betrokkene 1] (geboren op [...] - [...] -2011), waarvan de moeder is genaamd [de benadeelde partij] , en waarvan hij, verdachte, de vader is, en die beiden het ouderlijk gezag uitoefenen, die toen de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, heeft onttrokken en onttrokken gehouden aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte in voornoemde plaats in voornoemde periode opzettelijk nagelaten uitvoering te geven aan de beschikking van 20 maart 2013 van de rechtbank Amsterdam betreffende voorlopige voorzieningen in de zaak van [de benadeelde partij] (hierna mede te noemen de vrouw) tegen [verdachte] (hierna mede te noemen de man), verdachte, waarin:
- is bepaald dat het minderjarige kind van partijen, [betrokkene 1] , met onmiddellijke ingang aan de vrouw zal worden toevertrouwd met bevel dat de man [betrokkene 1] aan de vrouw afgeeft;
- deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad is verklaard;
waarvan hij, verdachte, in ieder geval op en sedert 25 april 2013 op de hoogte was waardoor de uitoefening van dat gezag door moeder onmogelijk was geworden en waardoor die [betrokkene 1] werd onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk die moeder mede over die [betrokkene 1] uitoefende."
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL135D 2013027683-1 van 3 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina's 7-13.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op die datum tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [de benadeelde partij] :
Ik doe hierbij aangifte ter zake van onttrekking van mijn minderjarige dochter aan het mij rechtens over haar toekomende gezag. Het betreft mijn dochter, genaamd [betrokkene 1] , nu 2 jaar oud. Degene die zich aan dit geval van onttrekking schuldig maakt is mijn echtgenoot en biologische vader van mijn dochter - [verdachte] .
2. Een proces-verbaal met nummer PL11DR 2013008732-6 van 16 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina's 33-37.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op die datum tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [de benadeelde partij] :
Ik heb op 3 februari 2013 in Amsterdam aangifte gedaan van ontvoering van mijn dochter [betrokkene 1] . Als aanvulling op mijn aangifte wil ik nog het volgende verklaren. Ik heb nu het adres gevonden waar [verdachte] woont. Te weten [a-straat 1] . Op 20 maart 2013 heeft de rechter de voorlopige voorziening uitgesproken ten gunste van mij. In deze voorziening staat dat [betrokkene 1] mij toebehoort. [verdachte] moet [betrokkene 1] aan mij teruggeven. Ik mis mijn dochter, ik wil haar terug.
[verdachte] heeft mij onze dochter [betrokkene 1] afgenomen. Nu zit [betrokkene 1] in Bosnië tussen allemaal oude mannen.
3. Een proces-verbaal met nummer PL11DR 2013008732-12 van 11 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina's 38-42.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op die datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [de benadeelde partij] :
Ik mocht naar boven toe naar [betrokkene 1] . Eindelijk mocht ik haar vasthouden. Dit was op zaterdag 6 juli 2013 in de avond rond 19.00 uur.
4. Een beschikking van de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht van 20 maart 2013 met zaak nummer 536950/FA RK 13-1427 MvW/BB, doorgenummerde pagina's 44-46.
Deze beschikking houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Beschikking van 20 maart 2013 betreffende voorlopige voorzieningen in de zaak van
[de benadeelde partij]
wonende te [plaats]
tegen
[verdachte]
Wonende te [plaats] (Bosnië-Herzegovina)
Partijen hebben tezamen het navolgende minderjarige kind:
[betrokkene 1]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011.
De vrouw verzoekt te bepalen dat het minderjarige kind van partijen, [betrokkene 1] , aan haar wordt toevertrouwd.
Nu de man geen verweer heeft gevoerd tegen de gevraagde voorziening, zal deze worden toegewezen.
Nu [betrokkene 1] niet reeds in de macht van de vrouw is wordt het verzoek van de vrouw tot toevertrouwing van [betrokkene 1] aan haar tevens gelezen als een verzoek tot afgifte van [betrokkene 1] aan haar.
De beslissing
De rechtbank:
- bepaalt dat het minderjarige kind van partijen, [betrokkene 1] , met onmiddellijke ingang aan de vrouw zal worden toevertrouwd met bevel dat de man [betrokkene 1] aan de vrouw afgeeft.
- verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
5. Een vertaling van een schrijven van advocaat Nenad Gvozdić Nino, opgemaakt te Mostar, gedateerd op 25 april 2013, ongenummerd.
Dit geschrift houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Rechtbank Amsterdam
Team familiebetrekkingen
Uw kenmerk: C/13/536950 FA RK13/1427
In de zaak: [de benadeelde partij] / [verdachte]
Tot de rechtbank wendt zich: [verdachte] , [plaats] ,
Ik heb kennis genomen van de inhoud van de tijdelijke bepaling die deze rechtbank heeft genomen.
Als gemachtigd gevolmachtigde van [verdachte] wend ik me tot de rechtbank en informeer deze over de houding, die ik ten aanzien van de beslissing van de rechtbank heb genomen.
5. het belang van het kind is om hier in Bosnië en Herzegovina te leven, en niet in Marokko, noch in Nederland.
In het bijzonder benadruk ik dat mijn cliënt in zijn zaak de beslissing van de Nederlandse rechtbank nooit zal erkennen.
6. Een proces-verbaal met nummer PL11 DR 2013008732-26 van 18 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina's 67-80.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op die datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van verdachte:
Tijdens ons (het hof begrijpt van de verdachte en [betrokkene 1] ) verblijf in [plaats] , in mei 2013 (het hof begrijpt 20 maart 2013) heeft de moeder het tijdelijke gezag gekregen van de rechtbank over [betrokkene 1] . Dat tijdelijke gezag, een beschikking over [betrokkene 1] , heb ik via een brief van de rechtbank in Amsterdam in mijn brievenbus in [plaats] gevonden. Dit was 1,5 maand na de datum welke in de brief vermeld stond. In de beschikking stond dat bij de rechtbank in Amsterdam een zitting heeft plaatsgevonden. In ieder geval dat onze dochter [betrokkene 1] tijdelijk aan de moeder was toegewezen. Tot die beschikking hadden [de benadeelde partij] en ik het gezag over [betrokkene 1] . Na die uitspraak van die beschikking, door de rechtbank, [de benadeelde partij] . Dan is het logisch, dan ligt het gezag bij [de benadeelde partij] . Vanuit Mostar heb ik gereageerd op de beschikking van de rechtbank in Nederland. Ik zat in een positie waarin ik niets kon doen.
V: Is [de benadeelde partij] geschikt om [betrokkene 1] op te voeden?
A: Nee.
V: is dit de reden dat je [betrokkene 1] niet aan [de benadeelde partij] wilde teruggeven?
A: Dit was wel één van de redenen, het is een gevaarlijke vrouw.
V: [de benadeelde partij] had geen gezag meer over jullie dochter, jij had haar?
A: Ik wilde afwachten wat de rechter in Mostar zou zeggen. Al wilde ik [betrokkene 1] wel aan [de benadeelde partij] geven, dan zou ik niet weten op welke manier."

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd heeft geoordeeld dat de verdachte zijn minderjarige dochter "heeft onttrokken" aan het opzicht van de moeder.
3.2.
Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode van 25 april 2013 tot en met 6 juli 2013 zijn minderjarige dochter onder zich heeft gehouden en niet wilde voldoen aan het bevel van de Rechtbank Amsterdam - gegeven bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 20 maart 2013 - dit kind af te geven aan de moeder aan wie het kind bij voernoemde beschikking met onmiddellijke ingang was toevertrouwd, omdat de verdachte de beslissing van de rechter te Mostar wilde afwachten. Gelet daarop heeft het Hof kunnen oordelen dat de verdachte zijn minderjarige kind heeft onttrokken aan het opzicht van de moeder. Het middel faalt.

4.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 januari 2016.