ECLI:NL:HR:2016:1160

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2016
Publicatiedatum
9 juni 2016
Zaaknummer
15/05870
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak over aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De belanghebbende, een persoon uit Frankrijk, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 26 november 2015, waarin het hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De Rechtbank had eerder een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008 opgelegd aan de belanghebbende.

De belanghebbende voerde verschillende klachten aan in zijn cassatie, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand liet.

Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet door de belanghebbende of de Staatssecretaris van Financiën vergoed hoeven te worden. De uitspraak van de Hoge Raad werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 10 juni 2016, en werd gedaan door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

10 juni 2016
Nr. 15/05870
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Frankrijk(hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 26 november 2015, nr. 14/00467, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. 13/3837) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2016.