ECLI:NL:HR:2016:1220

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
16/00622
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbenden, [X1] B.V. en [X2] B.V., tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had op 24 december 2015 uitspraak gedaan in de zaken met nummers BRE 14/4338 en 14/4339, betreffende de aan belanghebbenden opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2011 en de daarbij gegeven boetebeschikkingen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard omdat de belanghebbenden het verschuldigde griffierecht niet tijdig hebben betaald. De griffier van de Hoge Raad had hen op 12 maart 2016 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en hen een termijn van vier weken gegeven om dit te voldoen. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet betaald. Op 14 april 2016 heeft de griffier hen nogmaals de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald, maar de door belanghebbenden aangevoerde redenen werden door de Hoge Raad niet als voldoende beschouwd. Hierdoor werd het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 17 juni 2016.

Uitspraak

17 juni 2016
Nr. 16/00622
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X1] B.V.te
[Z]en
[X2] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 24 december 2015, nrs. BRE 14/4338 en 14/4339, op de verzetten van belanghebbenden tegen de uitspraken van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbenden voor het jaar 2011 opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbenden bij aangetekende brief van 12 maart 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbenden opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
Nadien heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbenden bij aangetekende brief van 14 april 2016 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbenden in hun brief van 30 april 2016 aanvoeren, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbenden niet in verzuim zijn geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2016.