In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbenden tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op 13 oktober 2015. De zaak betreft de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Dinkelland voor het jaar 2013, specifiek met betrekking tot de onroerende zaken gelegen aan [a-straat 1] en [a-straat 2] te [Z]. De belanghebbenden hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Overijssel, die hen in het ongelijk had gesteld in hun bezwaren tegen de beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
De Hoge Raad heeft op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 15/05324. De klachten die door de belanghebbenden zijn aangevoerd, zijn door de Hoge Raad beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad concludeert dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren die de uitspraak hebben gedaan.