Voormeld PBC-rapport van 1980 houdt onder het hoofd "Biologisch-psychiatrische overwegingen" onder meer het volgende in:
"Betr. vertelt over zijn 'woede-aanvallen' het volgende.
Soms wordt de aanval voorafgegaan door hoofdpijn die rechts voor gevoeld wordt. Soms gaat aan de aanval géén hoofdpijn vooraf. Wel wordt de aanval steeds gevolgd door de rechtszijdige hoofdpijn. De hoofdpijn kan één dag of korter duren. Hij neemt er geen medicijnen voor in, maar gaat wel ergens liggen met de ogen dicht of slapen. Tijdens zo'n woede aanval, die nooit langer dan zo'n 2 à 3 minuten zou duren, zou betr. in het wilde weg slaan, tegen bomen, muren enz. (...)
Op de afdeling van het P.B.C. zijn een aantal 'woede-aanvallen' waargenomen.
Hoewel groepsleiders niet - zoals B-verplegers - geoefend zijn in de waarneming en verslaglegging van de duidelijk medische en in feite klassiek psychiatrische symptomatologie, valt uit hun waarnemingen tijdens die aanvallen het volgende te rekonstrueren:
- Er is een korte periode van 2 tot 3 minuten waarin betr. 'niet te benaderen' is, waarin 'niets tot hem doordringt'. (...)
- Tijdens de observatieperiode hebben zich naast wat onbeheerst gedrag, twee aanvallen voorgedaan;
derhalve veel meer dan de door betr. aangegeven 2 à 3 maal per jaar. (...)
Deze waarnemingen bevestigen de diagnose: psychomotore epilepsie-aanvallen, zoals de auto- en de hetero-anamnestische gegevens dit doen vermoeden.
Het is dan ook geen wonder dat bij alle eerdere kontakten met medische en psychiatrische hulpverleningsinstanties steeds aan deze diagnose is gedacht en dat er onderzoek in deze richting heeft plaatsgevonden.
In het Psychiatrisch Centrum 'Bloemendaal', waar betr. op 21.4.1980 onder poliklinische behandeling kwam via de G.G.D. van 's-Gravenhage "wegens hyper aesthetisch emotionele symptomen en een agressieve kortsluitingsreaktie" (brief dd. 26.7.1980), werd betr. uitgebreid neurologisch onderzocht.
Naast het normale E.E.G.-onderzoek werd een zogenaamd slaap-E.E.G. vervaardigd en tevens werd een E.E.G. met pharyngeale (= keel) elektroden gemaakt. Daarbij werden geen afwijkingen van betekenis geregistreerd.
Ook het door ons zéér uitvoerig verrichte onderzoek in deze richting heeft geen afwijkingen aan het licht gebracht (zie o.a. neurologisch onderzoek ).
Kort samengevat: Neurologisch onderzoek, E.E.G., gezichtsveldonderzoek door de oogarts, alsmede de Computer Tomogram Scan van de hersenen zonder en met kontrast, brachten geen afwijkingen aan het licht.
Ook de psychologe vond in haar onderzoek, dat specifiek gericht was op hersenorganisch bepaalde dysfunkties, geen duidelijke bevestiging van afwijkingen. (...)
Bij een ziekte als epilepsie kan het niet vastleggen van enige afwijking met tal van fysische en psychologische registratie of onderzoeksmethoden, geen argument zijn tegen de diagnose epilepsie (of epileptisch equivalent). Het probleem bij alle fysische of psychologische onderzoeksmethodieken is dat deze gedurende een bepaalde periode plaats vinden: de onderzoeksperiode. De epileptische aanval (of het equivalent daarvan) laat zich niet, of slechts hij toeval 'vangen' tijdens een zelfs uren durend onderzoek. De onderzoekssituatie zelf (b.v. E.E.G.-onderzoek) kan er voor zorgen dat de onderzochte daardoor in een bepaalde spanningsvolle situatie raakt, waardoor er nu juist géén aanval optreedt (of juist wel).
Doorslaggevend voor de diagnose is de waarneming van een aanval door betrouwbare observatoren. Het gegeven dat al ons ander onderzoek deze diagnose uit de observatie niet heeft kunnen bevestigen, doet in dit geval niets af aan de diagnose zelve.
In het P.B.C. zijn een aantal 'woede-aanvallen' van betr. waargenomen die nauwkeurig aansluiten bij de in de handboeken beschreven aanvallen van psychomotore epilepsie.
In het "Leerboek der Psychiatrie" b.v. van Kraus (1957 Stenfert Kroese N.V. Leiden) vindt men de volgende passage:
'Tijdens de psycho-motorische aanvallen komen sterke stemmingsanomalieën veelvuldig voor, met name zijn de patiënten vaak angstig en ook kan het komen tot een hevige woede-uitbarsting, een furor epilepticus, al of niet met brute gewelddaden. Niet zo zelden ontstaat er bij deze toestanden de neiging tot rondlopen of heen en weer lopen, die aan poriomanie doet denken of ziet men een automatische fugue-achtige toestand, waarbij de patiënt opeens drangmatig wegloopt: een 'running fit'. Ook komen er betrekkelijk langdurende stemmingsanomalieën van depressieve aard voor, waarbij er soms niets of nauwelijks iets van een verandering van het bewustzijn blijkt'.
Maar ook de zinsnede even verderop:
"Dergelijke toestanden zijn forensisch psychiatrisch van grote betekenis en geven niet zelden diagnostische moeilijkheden".
(...)"