ECLI:NL:HR:2016:1287

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
23 juni 2016
Zaaknummer
15/02624
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en periodiek verrekenbeding in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende huwelijkse voorwaarden met een periodiek verrekenbeding. De zaak betreft een verzoek van de man tot cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. De man en de vrouw, die in deze procedure als partijen worden aangeduid, hebben een geschil over de uitleg en toepassing van huwelijkse voorwaarden, specifiek met betrekking tot de peildatum en het begrip 'winst uit onderneming'. De man heeft eerder beroep ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin de vrouw verzocht heeft het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal heeft in zijn conclusie tot verwerping van het beroep geadviseerd.

De Hoge Raad heeft de klachten van de man in het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking van het hof wordt daarmee bekrachtigd.

De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, waarbij G. de Groot de uitspraak in het openbaar heeft gedaan. Deze beschikking is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op huwelijkse voorwaarden en de interpretatie daarvan in het kader van het huwelijksvermogensrecht.

Uitspraak

24 juni 2016
Eerste Kamer
15/02624
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. B.J. van Dorp.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak C/13/491365 / FA RK 11-4376 van de rechtbank Amsterdam van 28 november 2012 en 11 december 2013;
b. de beschikking in de zaak 200.143.156/01 van het gerechtshof Amsterdam van 10 maart 2015.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping.
De advocaat van de man heeft bij brief van 8 april 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 juni 2016.